Andreii opende zijn ogen na een woelige nacht waarin dromen en waken elkaar onafgebroken hadden afgewisseld. Vandaag was de dag. Vanmorgen zou William hem de school en het uitgestrekte terrein laten zien. Zijn hart bonsde al bij de gedachte. Zou hij de moed hebben om hem te vragen naar dat vervallen huisje? Het huisje waar, volgens de verhalen, zijn grootvader al die jaren had gewoond terwijl hij op Gandurhora werkte?
Het huisje uit zijn dromen.
Andreii voelde een bijna onverklaarbare zekerheid dat daar, in een afgelegen hoek van het terrein, het kistje zou liggen dat hem nachtenlang had achtervolgd. Het kistje dat, zo vermoedde hij, veel meer zou onthullen dan alleen oude geheimen.
Hij zuchtte diep, gooide zijn benen over de rand van het bed en stond op. Terwijl hij zich uitrekte, voelde hij de spanning in zijn schouders. Een mengeling van angst en opwinding woelde in zijn maag. Wat zou deze dag brengen?
Hij geeuwde, stapte naar de badkamer en keek naar zijn spiegelbeeld. Zijn gezicht vertelde het verhaal van een onrustige nacht—lichte wallen onder zijn ogen, een frons die zich ondanks zijn jeugd op zijn voorhoofd had genesteld. Hij haalde zijn schouders op, liet koud water in zijn handen lopen en plensde het tegen zijn huid. Het prikkelende effect van het water bracht hem kort terug naar het nu, maar zijn gedachten bleven dwalen.
Gisterenavond had hij nog geen vrienden gemaakt. Niet dat het een verrassing was. Andreii was altijd een verlegen jongen geweest, iemand die niet snel de stap naar anderen durfde zetten. Maar hier op Gandurhora voelde het anders. Zijn status als kroonprins leek als een onzichtbare muur tussen hem en de andere studenten te staan. Ze keken naar hem, ja, maar niemand durfde hem te benaderen.
Hij zuchtte opnieuw. Hoe graag zou hij niet even ontsnappen aan die titel? Kroonprins, toekomstige koning—het waren verantwoordelijkheden die hem als een zware mantel om de schouders hingen. Wat zou hij ervoor geven om gewoon een student te zijn, een doodgewone jongen die zich niet hoefde af te vragen wat anderen over hem dachten. Maar zelfs hier, op Gandurhora, was dat een luxe die hem ontzegd werd.
Nadat hij zich gewassen had, trok Andreii zijn kleren aan en stapte de overvloedig verlichte gang in. Het ochtendlicht viel door de hoge ramen en weerkaatste op de glimmende stenen vloer. De andere leerlingen die langs hem liepen, keken hem nieuwsgierig aan, maar niemand maakte aanstalten om met hem te praten. Andreii zuchtte zachtjes. Hij had geen behoefte aan een grote groep vrienden, maar één of twee zouden toch fijn zijn, bedacht hij.
In Vincorra had hij Rosalina. Zij was de dochter van Javier en Maria en woonde vlak bij zijn grootmoeder, Rachel. Tijdens zijn jaarlijkse zomervakanties had hij een sterke band met haar ontwikkeld. Rosalina’s vrolijke, rebelse karakter bracht altijd leven in de brouwerij. Andreii miste haar. Hij was er zeker van dat zij hier binnen de kortste keren vrienden zou maken.
Ze was iets ouder dan hij, maar dat had hun vriendschap nooit in de weg gestaan. Ze vulden elkaar perfect aan. Waar Andreii vaak aarzelde, dook zij zonder twijfel in nieuwe avonturen. Hij glimlachte flauwtjes bij de gedachte aan hun gesprekken over symbolen. Rosalina kende het hare, een zwarte kat. Ze hadden er samen vaak grapjes over gemaakt toen ze ’s avonds over het strand van Vincorra wandelden.
Hij voelde een steek van heimwee. Wat zou hij graag hebben dat Rosalina hier was. Met haar aan zijn zijde zou alles minder intimiderend voelen.
Een zacht gegiechel bracht hem terug naar de realiteit. Hij keek op en zag een groepje tweedejaars naar hem wijzen en fluisteren. Toen ze merkten dat hij hen zag, keken ze snel de andere kant op. Andreii zuchtte opnieuw en liep met hangende schouders verder naar de eetzaal. Hij ging op dezelfde plek zitten waar hij de avond ervoor ook had gezeten.
De eetzaal was gevuld met het geroezemoes van stemmen, het gekletter van bestek op borden, en af en toe het geschater van een groep leerlingen. Het geluid drukte op hem, maakte hem nog bewuster van zijn eenzaamheid. Hij keek naar de hoofdtafel en zag dat het schoolhoofd hem observeerde. De bezorgde blik in diens ogen was moeilijk te missen.
Toen hun blikken elkaar ontmoetten, wendde het schoolhoofd zijn ogen af en richtte zich tot professor Libert, die naast hem zat. Ook zij keek kort naar Andreii en haalde lichtjes haar schouders op. Ze zei iets tegen het schoolhoofd, wiens gespannen houding leek te verzachten. Andreii kon niet horen wat er werd gezegd, maar het gesprek leek belangrijk. Hij voelde zich plots nog meer een buitenstaander.
Zou professor Penates met zijn ouders praten? Hen op de hoogte houden van hoe het hem hier op school verging? Andreii zuchtte. Vast wel, bedacht hij spijtig. Hij wilde niet dat zijn ouders zich zorgen maakten, vooral zijn moeder niet. Zij had het al moeilijk genoeg gehad om hem hier alleen achter te laten. De bezorgde blik die ze hem bij hun afscheid had gegeven, stond nog op zijn netvlies gebrand.
Hij keek om zich heen naar het gewoel in de eetzaal, waar het leven om hem heen kolkte zonder dat hij er deel van uitmaakte. Het liefst zou hij onzichtbaar worden, verdwijnen tussen de massa. Maar dat was onmogelijk. De nieuwsgierige blikken die af en toe zijn richting uitgingen, leken hem nog meer te isoleren. Er was geen ontkomen aan.
Hij richtte zijn aandacht op zijn ontbijt, al was zijn eetlust ver te zoeken. Zijn maag protesteerde hevig, maar toch dwong hij zichzelf een koffiekoek naar binnen te werken. De geur van versgebakken deeg en zoete vulling had hem normaal doen watertanden, maar vandaag smaakte het naar niets.
De tijd kroop. Wat maar een half uur was, leek een eeuwigheid te duren. Hij voelde zich steeds ongemakkelijker in de rumoerige eetzaal, tot hij eindelijk William zag. Zijn tutor baande zich met grote passen een weg naar hem toe.
"Ben je klaar voor de rondleiding in de school?" vroeg William, zijn toon doordrenkt van duidelijke tegenzin.
Andreii knikte haastig en stond op. Hij volgde William naar de uitgang, terwijl de eetzaal langzaam leegliep. De kakofonie van stemmen vervaagde tot een zacht geroezemoes, maar Andreii voelde zich nog steeds beklemd.
William keek hem aan, zijn blik scherp en beoordelend. "Je hebt nog geen vrienden gemaakt, dat heb ik gezien," zei hij zonder omhaal, zijn woorden klonken als een beschuldiging.
Andreii voelde zijn gezicht warm worden. "Nee," mompelde hij, "ik heb nog niet de kans gehad om…"
William onderbrak hem met een vermoeide zucht. "Je redt het hier niet zonder vrienden, jongen." Hij schudde zijn hoofd. "En je hoeft niet te verwachten dat ik op je zal babysitten. Dat is mijn taak niet."
Andreii slikte. De woorden sneden dieper dan hij had verwacht. Hij knikte stilletjes en wendde zijn blik af, terwijl hij zichzelf probeerde te herpakken. De rondleiding was nog maar net begonnen, en toch voelde het al als een nieuwe uitdaging waar hij zich doorheen moest slaan.
"Oké, laten we maar beginnen," zei William met een zucht. "De tijd is beperkt. We hebben maar drie uur, want professor Penates, het schoolhoofd, wil je na de rondleiding spreken op zijn kantoor. Dat heeft hij me laten weten."
Andreii slikte en knikte. Natuurlijk zou het schoolhoofd willen weten hoe zijn eerste avond en ochtend op Gandurhora waren verlopen, en of hij al vrienden had gemaakt. Het hele land wist inmiddels van de goede verstandhouding tussen professor Penates en zijn ouders. De boeken over het leven van zijn moeder waren herwerkt en vlogen de deur uit. Iedereen wilde het verhaal van hun koning en koningin kennen. Hoewel de Rimianko-test elke zes maanden werd uitgevoerd en de resultaten openbaar waren, bleven die boeken immens populair.
"Dan beginnen we maar met het schoolterrein," zei William.
Ze liepen naar buiten, het immense schoolgebouw uit. William bleef even staan en gebaarde naar het uitzicht. De school zag eruit als een imposant kasteel, met torens die zich hoog tegen de lucht aftekenden. Andreii wist dat dit precies het favoriete uiterlijk was van professor Penates.
"Kunnen de leraren het uiterlijk van de school nog steeds aanpassen, zoals in de tijd dat mijn ouders hier op school zaten?" vroeg Andreii nieuwsgierig.
William keek hem aan en schudde zijn hoofd. "Nee, dat kan niet meer. Ik heb gehoord dat professor Penates, toen hij schoolhoofd werd, besloot de school permanent dit uiterlijk te geven."
"Is professor Penates een goed schoolhoofd?" vroeg Andreii.
William haalde zijn schouders op. "Ik ken hem niet goed. Ik heb weinig met hem te maken, maar volgens mij doet hij het prima."
Andreii knikte en volgde William langs de rechterzijde van het gebouw. Een hoge, natuurstenen muur doemde naast hen op—een overblijfsel uit de tijd dat zijn ouders hier op school zaten, toen de school tegen de Bakoeni beschermd moest worden. Hoewel de muur grotendeels was afgebroken, bleef dit deel overeind als een tastbare herinnering aan een andere tijd.
Ze kwamen aan bij het meer. Andreii’s gedachten gingen meteen naar de passages uit zijn moeders boeken. Hier, op deze plek, hadden zijn ouders hun eerste kus gedeeld.
William keek hem aan en grijnsde. "Ik weet wat je denkt. En ja, hier hebben je ouders voor het eerst gekust. Veel leerlingen volgen hun voorbeeld. Het is traditie geworden om de jongen of het meisje van je dromen naar deze plek te brengen voor je eerste kus. Origineel? Al lang niet meer. Maar ja, zo gaat dat."
Andreii grinnikte en keek naar de plek. Zelfs met de mist die over het meer hing en het miezerige weer van die ochtend, vond hij de omgeving romantisch. Hij schudde de gedachte snel van zich af. Hoewel zijn ouders altijd openlijk hun liefde voor elkaar toonden, wilde hij daar nu even niet aan denken.
"Laten we voortmaken," zei William ongeduldig. "Hoewel het bos achter het meer verboden terrein is voor leerlingen, moet ik het je toch laten zien."
Andreii knikte enthousiast. Zou hij nu het huisje van zijn grootvader te zien krijgen? Zou hij de moed hebben om William ernaar te vragen?
Na een half uur rond het meer te hebben gewandeld, kwamen ze aan bij de rand van het bos. De bomen stonden dicht op elkaar en leken door de mist nog dreigender.
"Dit bos is verboden terrein voor leerlingen," zei William. "Veel te gevaarlijk. Het wordt al jaren niet meer onderhouden, en er vallen regelmatig takken naar beneden. Daarom heeft professor Penates besloten het bos te verbieden."
"Ben je er zelf ooit geweest?" vroeg Andreii aarzelend.
William wierp hem een schuin lachje toe. "Als dat zo was, zou ik je dat zeker niet vertellen."
Andreii knikte. Toen waagde hij het erop. "Weet je waar het huisje staat waar mijn grootvader vroeger woonde? Dat moet hier ergens in het bos zijn."
William bleef staan en keek hem doordringend aan. Even leek hij te overwegen wat hij moest zeggen. Hoewel het bos verboden terrein was, wist elke avontuurlijke leerling op Gandurhora precies waar het oude huisje van Andreii’s grootvader stond. Regels waren er om gebroken te worden, nietwaar?
"Ik ben er weleens geweest," gaf William uiteindelijk toe. "Het is niet ver, maar de weg ernaartoe is gevaarlijk."
"Kun je het me laten zien?" vroeg Andreii, zijn stem vol opwinding.
"Nee, geen sprake van. Ik houd me aan mijn opdracht," zei William stellig.
"Alsjeblieft. Het is heel belangrijk," drong Andreii aan.
William draaide zich abrupt om en keek hem streng aan, zijn blik ijzig. Andreii huiverde.
"Ben je er zo één?" vroeg William scherp. "Een verwend joch dat denkt dat de regels niet voor hem gelden?"
"Nee, dat is het niet," protesteerde Andreii, zijn ongemak duidelijk voelbaar. "Maar hij was mijn grootvader. Ik heb hem nooit gekend. Ik moet gewoon weten..."
Hij keek William smekend aan, en langzaam leek de strengheid uit Williams blik te verdwijnen. Hij keek om zich heen, alsof hij wilde controleren of de kust veilig was.
"Oké, goed dan," mompelde William. "Maar je moet me beloven dat je hier nooit iets over zegt."
"Natuurlijk zal ik zwijgen," zei Andreii meteen.
Zonder verder woord glipte William het bos in. Andreii volgde hem snel. Terwijl ze over het zachte bosgrond pad liepen, kreeg Andreii het gevoel dat William stiekem van deze situatie genoot. Het was duidelijk dat hij dit pad eerder had bewandeld. Andreii keek goed om zich heen en probeerde elke bocht en markering te onthouden. Het pad was verrassend duidelijk zichtbaar—een teken dat veel leerlingen deze verboden route kenden.
Na een tiental minuten doemde het huisje op. Het stond half verborgen in de mist, verscholen tussen de bomen, met mos dat over de verweerde houten muren kroop. Het zag er troosteloos uit, als een relikwie uit een andere tijd. Maar Andreii wist meteen dat dit het was. Het huisje uit zijn dromen.
De tijd had genadeloos toegeslagen, en het bos leek het huisje langzaam op te slokken. Maar het stond er nog, als een laatste getuige van zijn grootvaders leven. Een eerbetoon aan een lang vervlogen tijdperk.
Hier zou hij het vinden. Het kistje. Onder het luik. Hij wist nu waar het huisje was, en hij zou later alleen terugkeren om zijn zoektocht te voltooien.
William keek Andreii strak aan. "Je boft maar met zo’n grootvader. Ook al is hij er niet meer, zijn bloed stroomt door je aderen." Hij pauzeerde even, zijn blik ondoorgrondelijk. "Ik heb je in de gaten gehouden sinds ik je tutor ben geworden. Je hebt nog geen vrienden gemaakt, en dat bevalt me niet. Je ouders hebben hier een heel andere indruk achtergelaten, en eerlijk gezegd lijk je in niets op hen."
Hij zuchtte en wendde kort zijn blik af, alsof hij nadacht over zijn volgende woorden. "Ik weet hoe het was in Engeland voordat je vader koning werd," ging hij verder. "Mijn ouders hebben er uitgebreid over verteld. Het waren duistere tijden. Erg duister. Maar jouw vader heeft alles veranderd. Hij dacht niet aan zichzelf, alleen aan het welzijn van zijn volk. Dat was zijn kracht."
William draaide zich weer naar Andreii en keek hem recht aan. "Ooit zal jij koning worden, en dan zal er een zware verantwoordelijkheid op je schouders rusten. Verpest het niet door te blijven hangen in je onzekerheid."
Andreii slikte en voelde zijn hart zwaarder worden.
"Je taak hier op Gandurhora is om een man te worden," vervolgde William. "Een man die de zware last die op je wacht aankan. Je bent hier niet langer beschermd door het paleis, waar alles je in de schoot geworpen wordt. Het leven is soms hard, en dat zal je hier moeten leren. Niemand zal je sparen, want ze willen dat je het beste uit jezelf haalt."
Hij zuchtte opnieuw en liet zijn schouders iets zakken. "Dat wilde ik je even zeggen. Je hoeft niet naar me te luisteren, maar ik hoop dat je dat wel doet."