Fiona zat op haar bed, haar knieën opgetrokken en haar dagboek op schoot. De woorden kwamen moeilijk. De avond had haar meer geraakt dan ze had willen toegeven, en het was alsof haar gedachten een wirwar van gevoelens waren geworden. Ze tikte met haar pen op de rand van het boek, alsof het ritme haar kon helpen alles op een rijtje te zetten.
“Wat een avond,” schreef ze uiteindelijk, haar handschrift sierlijk maar aarzelend. “Ik weet niet wat het is met Andreii, maar hij maakt iets in me los wat ik niet kan verklaren. Misschien is het zijn verlegen glimlach, of de manier waarop hij naar me kijkt alsof ik belangrijk ben. Misschien is het gewoon dat ik hem begrijp.”
Ze legde haar pen even neer en staarde naar de muur. Andreii’s blik, die ene verlegen glimlach, bleef haar voor de geest komen. Hij had iets over zich—iets dat zoveel meer was dan alleen zijn titel als kroonprins. Hij voelde oprecht. Echt.
“Rosalina is ook bijzonder,” ging ze verder. “Ze is anders dan ik dacht. Niet arrogant of afstandelijk, zoals ik misschien had verwacht van iemand die zo dicht bij Andreii staat. Ze is… eerlijk. Ze bracht ons dichter bij elkaar, zonder dat het geforceerd voelde. Maar ze is natuurlijk een Vincorraanse.”
Fiona zuchtte en leunde achterover tegen de kussens. De eetzaal, het gesprek, de blikken—het leek nog steeds bijna onwerkelijk. Voor het eerst sinds ze op Gandurhora was, had ze zich onderdeel gevoeld van iets. Niet alleen een toeschouwer, maar echt een deelnemer.
Maar er was ook die onzekere stem in haar achterhoofd, die fluisterde dat Andreii een kroonprins was. Dat de kloof tussen hen misschien toch groter was dan ze hoopte.
"Ik weet niet waarom hij mij ziet,” schreef ze, haar gedachten een beetje scherper nu. “Ik ben maar Fiona Windmere, een eenvoudig meisje uit een kustdorpje. Maar hij kijkt naar me alsof ik iets meer ben. Alsof ik belangrijk ben. En dat maakt me bang, maar ook gelukkig.”
Ze sloot haar dagboek met een zachte klap en hield het tegen haar borst. Misschien hoefde ze niet alles meteen te begrijpen. Misschien was het genoeg om te voelen wat ze voelde en de rest vanzelf te laten gebeuren. “Morgen is een nieuwe dag,” fluisterde ze tegen zichzelf, terwijl ze zich onder de dekens nestelde.
Maar zelfs terwijl haar ogen zich sloten, bleef die verlegen glimlach van Andreii in haar gedachten hangen, als een belofte van iets wat nog moest komen.
Andreii zat op de rand van zijn bed, zijn ellebogen op zijn knieën, terwijl hij naar het dagboek van zijn grootvader staarde dat op zijn nachtkastje lag. Hij had het niet open geslagen, niet nu. Zijn gedachten waren volledig gevuld met de avond. De stemmen in de eetzaal waren al lang verstomd, maar de herinneringen aan de gesprekken en de blikken bleven levendig.
“Wat een avond,” dacht hij, terwijl hij zich voorover boog en zijn handen in elkaar vouwde. Het was alsof er een gewicht van zijn schouders was gevallen, alsof hij eindelijk een stukje van het isolement had doorbroken dat hem sinds zijn aankomst in Gandurhora had omhuld. “En dat allemaal dankzij Rosalina.”
Hij glimlachte bij de gedachte aan haar. Rosalina, met haar onverschrokken zelfvertrouwen, had alles in beweging gezet. Ze had hem uit zijn veilige maar eenzame hoek gehaald en hem naar Fiona en Livia gebracht. En Fiona… Fiona had hem laten voelen alsof hij gezien werd. Eindelijk.
Hij sloot zijn ogen en zag haar weer voor zich, haar warme bruine ogen die hem aankeken met iets wat hij niet helemaal kon plaatsen. Begrip? Nieuwsgierigheid? Misschien iets meer. Haar glimlach, die aanvankelijk voorzichtig was, leek aan het eind van de avond op te lichten, alsof ze zich iets meer op haar gemak bij hem voelde.
“Ze is bijzonder,” dacht Andreii. “Ik weet niet waarom, maar ze voelt… anders. Echt.” Het was niet alleen haar glimlach, maar de manier waarop ze naar hem luisterde. Alsof wat hij zei er toe deed. Alsof hij meer was dan alleen de kroonprins.
Maar tegelijkertijd knaagde er iets aan hem. “Wat als ik dit allemaal verkeerd interpreteer? Wat als ik haar alleen maar in verlegenheid breng door zo dichtbij te komen?”
Hij zuchtte en liet zich achterover op het bed vallen. Het plafond boven hem leek ineens verder weg dan normaal, alsof zijn gedachten alle ruimte om hem heen vulden. Fiona’s stem bleef door zijn hoofd echoën, die ene vraag die hem nog steeds bezighield:
“Hoe voelt het eigenlijk om de kroonprins te zijn?”
Hij had geantwoord, en haar reactie was oprecht geweest. Ze had gezegd dat ze meer in hem zag dan alleen zijn titel. Maar wat als dat niet genoeg was? Wat als die titel toch een muur tussen hen zou blijven vormen?
“Ik wil haar beter leren kennen,” dacht hij, terwijl hij naar het plafond staarde. “Ik wil haar laten zien wie ik ben, buiten die titel. Maar durf ik dat?”
Zijn blik gleed naar het dagboek van zijn grootvader. Misschien moest hij verder lezen. Misschien stonden daar woorden in die hem hielpen te begrijpen hoe hij hiermee om moest gaan. Maar vanavond was hij te moe. Moe, maar ook… hoopvol.
Een klein glimlachje speelde om zijn lippen. “Morgen,” fluisterde hij. “Morgen is er weer een kans.”
Rosalina zat op de rand van haar bed, haar benen bungelden over de rand terwijl ze voor zich uit staarde. De kamer voelde stil, bijna te stil na de levendigheid van de eetzaal. Ze zuchtte en liet zich achterover vallen, haar blik gericht op het plafond.
Wat een avond, dacht ze. Alles was precies gegaan zoals ze gehoopt had. Andreii had zijn schuchterheid overwonnen, al was het maar een beetje, en Fiona leek eindelijk te begrijpen wat zij al lang wist—dat Andreii meer was dan alleen een kroonprins. Hij was iemand die het verdiende om gezien te worden.
Ze glimlachte bij de herinnering aan Fiona’s blik. Het was een mengeling van verwondering en onzekerheid geweest, alsof ze niet kon geloven dat iemand zoals Andreii naar haar keek. Rosalina had zich op dat moment bijna schuldig gevoeld over haar eigen grapjes, maar ze wist dat ze nodig waren geweest om het ijs te breken.
Fiona en Andreii passen goed bij elkaar, dacht ze. Dat kon ze zien, en ze was ervan overtuigd dat iedereen die hen samen zou zien hetzelfde zou denken. Maar het ging niet alleen om wat ze zag. Het ging om wat ze voelde. Ze voelde de potentie in hun dynamiek, alsof er iets bijzonders op het punt stond om te gebeuren.
Toch kon Rosalina niet ontkennen dat ze zich even een buitenstaander had gevoeld. Niet omdat ze niet welkom was—daarvoor kende ze Andreii te goed—maar omdat ze wist dat ze uiteindelijk een bruggenbouwer was. Iemand die anderen bij elkaar bracht en daarna een stapje terugdeed. Ze glimlachte zachtjes bij die gedachte. Het was een rol die ze graag vervulde, zeker voor Andreii.
Ze draaide zich op haar zij en keek naar de kleine foto die op haar nachtkastje stond. Het was een afbeelding van haar ouders, genomen op een warme zomerdag. Hun gezichten straalden trots en geluk uit. Ze vroeg zich af wat haar ouders van vanavond zouden vinden. Vast en zeker zouden ze blij zijn dat ze zich nuttig had gemaakt, dat ze Andreii had geholpen. En dat gaf haar rust.
Morgen is een nieuwe dag, dacht ze. Er is nog zoveel te doen, zoveel te ontdekken. Ze sloot haar ogen, een tevreden glimlach op haar gezicht. Het avontuur was pas net begonnen.
Na een verkwikkende nacht vol heerlijke dromen, ontwaakte Andreii de volgende morgen met een lichte glimlach op zijn gezicht. Het voelde anders vandaag, alsof de zwaarte van de vorige dagen een beetje van hem was afgevallen. Hij rekte zich uit, het ochtendlicht viel door de gordijnen in zachte stroken over zijn kamer, en hij voelde een nieuwe dynamiek in zichzelf opborrelen.
In tegenstelling tot de vorige dagen, waarop hij de maaltijden had gevreesd vanwege de eenzaamheid en de scherpe tongen van Charles, Jake en Isabella, keek hij er nu naar uit. De herinneringen aan de vorige avond waren als een warm dekentje dat hem had omhuld. Rosalina’s speelse vastberadenheid, Fiona’s zachte glimlach, en zelfs Livia’s vriendelijke aanwezigheid hadden iets in hem veranderd.
Hij trok zijn uniform aan en wierp een blik op zijn spiegelbeeld. Hoewel hij nog steeds diezelfde Andreii was, zag hij iets nieuws in zijn ogen: een vonkje hoop, misschien zelfs verwachting. Hij veegde zijn haar opzij en rechtte zijn schouders.
Toen hij de eetzaal binnenstapte, voelde hij de gebruikelijke ogen op zich gericht, maar dit keer leek het hem minder te deren. Hij keek rond en zag Rosalina al zitten, druk pratend met Livia, en Fiona, die hem opmerkte en hem een zachte, bemoedigende glimlach schonk.
Zijn hart maakte een klein sprongetje. Hij naderde hun tafeltje en voelde een zekere spanning in zijn borst, een mengeling van opwinding en onzekerheid. Zoals de avond ervoor nam hij plaats tegenover Fiona. Haar warme bruine ogen ontmoetten de zijne, en een klein glimlachje speelde om haar lippen.
“Goedemorgen,” zei Fiona zacht, haar stem bijna melodieus in het geroezemoes van de eetzaal.
“Goedemorgen,” antwoordde Andreii, terwijl hij een korte blik wierp op Rosalina en Livia, die allebei breed glimlachend naar hem keken. Rosalina haalde haar wenkbrauwen op, maar zei niets.
Hij richtte zijn aandacht weer op Fiona en voelde zich ineens rustiger. Er was iets aan haar blik—het was oprecht, geruststellend. Hij herinnerde zich haar woorden van de vorige avond, dat ze hem zag als meer dan alleen de kroonprins. Dat gaf hem moed.
“Heb je goed geslapen?” vroeg hij, zijn stem zachter dan hij bedoelde.
Fiona knikte. “Ja, eigenlijk wel,” antwoordde ze, terwijl ze een lok haar achter haar oor streek. “En jij? Ik hoop dat je geen last hebt gehad van... nou ja, alles wat gisteren gebeurde.”
Andreii glimlachte voorzichtig. “Eigenlijk niet,” zei hij eerlijk. “Ik denk dat het me juist goed heeft gedaan.”
Rosalina leunde naar voren en tikte speels op de tafel. “Zie je wel? Wat zei ik? Dit is pas het begin.” Haar toon was vrolijk, bijna triomfantelijk.
Fiona en Andreii wisselden een blik, beiden licht blozend, terwijl Livia zachtjes begon te lachen. Voor het eerst in lange tijd voelde Andreii zich op zijn gemak, alsof hij eindelijk een plek had gevonden waar hij mocht zijn wie hij was.
"Heb je straks ook taalles?" vroeg Andreii aan Fiona.
Fiona knikte en glimlachte naar hem. "Ja, dat heb ik," zei ze. "Het is een van mijn favoriete vakken, eigenlijk."
Andreii voelde zijn gezicht een beetje warm worden en keek even naar zijn bord. "Ik ook," mompelde hij, en toen keek hij weer naar haar op. "Ik bedoel... ik vind het ook een leuk vak. Vooral omdat jij zo goed bent in schrijven."
Fiona bloosde lichtjes en streek een lok haar achter haar oor. "Dank je," zei ze zacht. "Maar jij bent ook heel goed, Andreii. Je opstel was echt prachtig. Ik wilde het je al eerder zeggen, maar..." Ze liet haar woorden hangen en haalde haar schouders op.
Andreii keek haar verrast aan. "Echt? Dat meen je?"
Fiona knikte serieus. "Ja, echt. Je hebt een manier van schrijven die... nou ja, die recht uit je hart lijkt te komen. Dat vind ik bijzonder."
Andreii wist niet goed wat hij moest zeggen. Hij glimlachte naar haar, een oprechte glimlach die zijn dankbaarheid liet zien. "Dank je, Fiona. Dat betekent veel voor me."
Rosalina keek van de een naar de ander en leunde toen met een speelse glimlach naar voren. "Oké, dus jullie gaan straks in taalles allebei schitteren, begrijp ik dat goed?"
Fiona en Andreii lachten allebei zacht, en Andreii voelde een nieuwe, onverwachte hoop opborrelen. Misschien werd vandaag wel een van de betere dagen.
"Professor Bornicas zei dat ik aan Fiona een concurrente zou hebben," zei Andreii tegen Rosalina terwijl hij haar kort aankeek. "Hij vond haar opstel, waarin ze zichzelf moest voorstellen, ook heel goed."
Rosalina haalde haar wenkbrauwen op en glimlachte breed. "Nou, ik kan me voorstellen dat je daar wat concurrentie voelt," zei ze speels. "Fiona is niet alleen slim, maar ook een echte doorzetter, toch?"
Andreii glimlachte zwakjes en haalde zijn schouders op. "Het is niet echt concurrentie, hoor. Ik bedoel… haar opstel was gewoon echt goed. Ze heeft een manier van schrijven die heel… oprecht voelt. Alsof ze precies weet wat ze wil zeggen en hoe ze het moet zeggen."
Rosalina keek naar Fiona, die in gesprek was met Livia, en knikte. "Ik denk dat je gelijk hebt. Ze heeft iets bijzonders, dat zie je zo. Maar," voegde ze eraan toe met een ondeugende grijns, "dat betekent niet dat jij geen indruk maakt, Andreii. Volgens mij ziet Fiona jou net zo goed als een talentvolle schrijver."
Andreii bloosde lichtjes en keek ongemakkelijk naar zijn bord. "Denk je?" vroeg hij zachtjes.
"Ik weet het zeker," zei Rosalina, terwijl ze een speelse tik op zijn schouder gaf. "En trouwens, een beetje gezonde concurrentie is alleen maar goed, toch? Wie weet inspireert ze je wel om nog beter te worden."
Andreii glimlachte flauwtjes en knikte. Misschien had Rosalina wel gelijk. Fiona was inderdaad bijzonder, en haar talent kon hem alleen maar motiveren om zelf meer uit zijn werk te halen. "Misschien," mompelde hij. "Misschien wel."
Na het ontbijt liep Andreii samen met Fiona en Livia richting de bibliotheek. Rosalina ging een andere kant op, zwaaiend naar hem terwijl ze de gang in verdween. Ze had haar eigen les, NSF—Natuurkunde, Scheikunde en Fysica. Rosalina was tenslotte een jaar ouder dan hij, en hoewel Andreii wist dat ze zich prima zou redden, voelde hij een vleugje jaloezie. Rosalina leek altijd overal haar plek te vinden, alsof het vanzelf ging.
Andreii twijfelde er niet aan dat Rosalina snel een hoop vrienden zou maken. Ze had een charme en een zelfverzekerdheid die anderen naar haar toe leek te trekken. Hij glimlachte in zichzelf terwijl hij haar hoorde lachen toen ze verder de gang in liep, al omringd door nieuwsgierige medeleerlingen.
“Kom je nog, Andreii?” vroeg Fiona zacht, terwijl ze naast hem bleef lopen. Haar stem haalde hem uit zijn gedachten.
“Oh, ja,” antwoordde hij snel, zijn blik weer op haar gericht. De bibliotheek was niet ver meer, en hij voelde een lichte spanning. Niet vanwege de plek, maar vanwege het gezelschap. Fiona en Livia waren anders dan hij gewend was. Ze voelden… veilig. Toch was het voor hem nog steeds nieuw om bij hen te zijn.
Fiona glimlachte naar hem, en hij voelde zich meteen iets meer op zijn gemak. Misschien had hij vandaag weer een kans om dichter bij haar te komen. Misschien zou vandaag een stap zijn naar iets meer—iets wat hij nog niet helemaal kon benoemen, maar waar hij stilletjes naar verlangde.
Toen professor Bornicas Andreii met Fiona en Livia de bibliotheek zag binnenkomen, verscheen er een klein glimlachje op zijn gezicht. Hij knikte goedkeurend, zijn ogen glinsterden even achter zijn bril.
“Zo, Andreii,” zei hij terwijl hij een stap naar voren deed, zijn handen achter zijn rug gevouwen. “Het doet me deugd om te zien dat je gezelschap hebt gevonden. Een kroonprins hoort niet alleen te zijn.”
Andreii voelde zijn wangen warm worden en keek even naar Fiona en Livia, die hem bemoedigend toeknikten. “Dank u, professor,” mompelde hij. “Ze zijn… erg aardig.”
Professor Bornicas glimlachte nog breder en richtte zich tot Fiona. “En jij, Fiona. Jij bent zonder twijfel een inspiratie voor je medeleerlingen. Ik heb je vorige les gezegd dat jouw opstel bijzonder goed was. Het is fijn om te zien dat je je talent ook deelt buiten de lessen.”
Fiona bloosde lichtjes, maar haar blik bleef vast. “Dank u, professor,” zei ze zacht.
Livia grinnikte naast haar. “Ik ben er ook,” zei ze, haar toon licht en luchtig.
Professor Bornicas keek haar aan met een speelse glimlach. “Dat zie ik, Livia. Ik ben ervan overtuigd dat ook jij een positieve invloed hebt op deze groep.”
Andreii glimlachte zwakjes, de woorden van de professor gaven hem een klein, maar broodnodig gevoel van bevestiging. Het voelde goed om te weten dat iemand zijn vriendschap met Fiona en Livia waardeerde—zelfs al voelde het voor hem nog als een stap in onbekend terrein.
“Goed,” zei professor Bornicas uiteindelijk. “De bibliotheek is de perfecte plek voor inspiratie. Gebruik je tijd hier goed, Andreii. En dames, houd hem scherp. Hij heeft potentieel, maar een beetje gezonde concurrentie kan nooit kwaad.” Hij knipoogde naar hen.
Fiona en Livia lachten zachtjes, en Andreii glimlachte verlegen. Ze liepen verder de bibliotheek in, het gevoel van ongemak dat hij eerder had gevoeld, maakte langzaam plaats voor iets wat veel op hoop leek.
“Ik heb een opdracht voor jullie,” begon professor Bornicas met een uitdagende blik. Hij keek van Andreii naar Fiona en vervolgens naar Livia. “En jullie mogen er alvast aan beginnen. De opdracht is om een opstel te schrijven over jullie eerste dagen hier in Gandurhora. Ik wil dat jullie jullie ervaringen, indrukken en misschien zelfs jullie verwachtingen verwoorden.”
Hij sloeg zijn armen over elkaar en glimlachte. “Ik heb hoge verwachtingen van jullie alle drie. Jullie hebben allemaal een duidelijk talent voor woorden, en dat talent wil ik weerspiegeld zien in deze opdracht.”
Andreii voelde zijn hart even sneller kloppen. Hij was altijd nerveus voor het idee van een geschreven opdracht, maar tegelijkertijd voelde hij zich ook uitgedaagd. Dit was een kans om niet alleen zijn gedachten te delen, maar ook om zijn stem te laten horen. Zijn blik gleed naar Fiona, die al met een kleine glimlach aan het knikken was.
“Dat klinkt als een leuke opdracht,” zei Fiona zachtjes, terwijl ze haar tas op de tafel legde en een schrift tevoorschijn haalde. “Ik heb veel te vertellen over mijn eerste dagen.”
“Leuk?” grinnikte Livia. “Ik weet niet of ik dat zou zeggen, maar ik zal mijn best doen.” Ze keek plagend naar Fiona. “Ik denk dat jij ons allemaal gaat overtreffen.”
Fiona bloosde lichtjes. “Dat denk ik niet,” zei ze bescheiden. “Iedereen heeft een uniek perspectief. Dat maakt het juist interessant.”
Professor Bornicas knikte goedkeurend. “Dat is precies het punt, Fiona. Deze opdracht gaat niet om wie het beste schrijft, maar om wie het meest oprecht is. Schrijf vanuit je hart, en de rest volgt vanzelf.”
Andreii glimlachte zwakjes. Schrijven vanuit zijn hart—het klonk eenvoudig, maar hij wist dat het veel moed zou kosten. Toch voelde hij ergens diep van binnen een sprankje enthousiasme. Misschien, dacht hij, zou dit een manier zijn om zijn gedachten eindelijk op papier te zetten. Hij ging zitten, pakte zijn schrift en begon te schrijven.
Toen Andreii even in Fiona’s richting keek, zag hij haar pen snel en vloeiend over het papier glijden, alsof haar hand nauwelijks haar gedachten kon bijhouden. Ze was volledig in haar werk verdiept, haar gezicht lichtjes gefronst, haar lippen zachtjes op elkaar gedrukt. Het leek alsof de woorden die ze schreef rechtstreeks uit haar hart kwamen, zonder enige aarzeling.
Andreii keek een moment naar haar, bijna gefascineerd door haar concentratie. Hij voelde een steek van bewondering. Fiona had een soort vertrouwen in haar schrijven, alsof ze instinctief wist wat ze wilde zeggen. Het was iets wat Andreii hoopte ooit zelf te ervaren.
Hij keek naar zijn eigen lege blad en zuchtte zachtjes. Zijn gedachten waren overal, behalve daar waar ze moesten zijn. Hij wilde schrijven, hij had zoveel te zeggen, maar de juiste woorden leken hem te ontglippen.
Fiona merkte zijn blik op en keek op. Haar ogen ontmoetten de zijne, en ze glimlachte bemoedigend. “Het komt vanzelf,” fluisterde ze. “Je hoeft niet alles meteen perfect op papier te krijgen. Begin gewoon.”
Andreii voelde een warme gloed in zijn borst en knikte. Haar woorden brachten een beetje rust in de chaos van zijn gedachten. Hij pakte zijn pen op, keek nog een keer naar haar glimlach, en zette eindelijk zijn pen op het papier.
Fiona had gelijk, besefte Andreii. Met een diepe ademhaling zette hij zijn pen op het lege blad papier en begon te schrijven wat in hem opkwam. In het begin was hij nog onzeker, maar al snel leken de woorden als vanzelf te vloeien. Hij hoefde niets te forceren; zijn gedachten vormden zinnen, en de zinnen vonden hun weg naar het papier.
Hij was zo diep in gedachten verzonken dat niets hem nog leek te kunnen storen. De rumoerige geluiden van de bibliotheek, het zachte gekras van pennen om hem heen—het verdween allemaal naar de achtergrond. Voor hem bestonden alleen de woorden en de beelden die hij opriep uit zijn herinneringen.
Hij herbeleefde alles van de afgelopen dagen opnieuw. De zenuwen toen hij voor het eerst de poorten van Gandurhora betrad. De stilte van de eerste maaltijden, toen hij zich onzichtbaar voelde. De scherpe opmerkingen van Charles, Jake en Isabella, en hoe hun pesterijen hem klein hadden gemaakt. Maar ook het moment waarop Rosalina onverwacht verscheen en hem uit die eenzaamheid had getrokken. En Fiona… Fiona’s blik, haar glimlach, haar woorden. Ze had iets in hem aangeraakt wat hij nog niet helemaal kon begrijpen, maar wat hem hoop gaf.
Zijn pen bewoog snel over het papier terwijl hij elk detail opschreef—de gevoelens, de twijfels, en de momenten van vreugde die zich als lichtpuntjes in de afgelopen dagen hadden gemanifesteerd. Het was alsof hij niet alleen de gebeurtenissen beschreef, maar ook zichzelf een beetje beter begreep.
Toen hij eindelijk stopte en opkeek, voelde hij een vreemde mengeling van vermoeidheid en voldoening. Hij keek naar zijn blad, dat nu vol stond met zijn gedachten. Voor het eerst voelde het alsof hij iets van zichzelf had vastgelegd wat echt was, iets wat hij met trots zou kunnen delen.
De tijd was voorbijgevlogen, en toen Andreii op zijn horloge keek, schrok hij van hoe laat het al was. Hij had zo diep in zijn werk gezeten dat de uren hem volledig waren ontgaan. Met een lichte blos op zijn wangen stond hij op en liep naar professor Bornicas, zijn opstel stevig in zijn handen.
"Hier, professor," zei Andreii, terwijl hij het papier aan hem overhandigde.
Professor Bornicas nam het aan en liet zijn blik vluchtig over de tekst glijden. Zijn mondhoeken krulden omhoog in een tevreden glimlach. "Dat ziet er erg goed uit, jongen," zei hij. Zijn toon klonk oprecht, met een vleugje trots. "Die meisjes hebben duidelijk een goeie invloed op jou."
Andreii glimlachte verlegen en haalde zijn schouders op. "Ik denk dat u gelijk hebt, professor," gaf hij toe. Hij voelde zijn vertrouwen groeien bij de complimenten. Het gevoel dat hij niet alleen vooruitging in zijn schrijven, maar ook als persoon, was nieuw, maar prettig.
"Blijf zo doorgaan," voegde professor Bornicas eraan toe. "Je hebt meer in je mars dan je zelf denkt, Andreii. Laat het zien."
Andreii glimlachte en liep richting de uitgang van de bibliotheek. De zon scheen door de hoge ramen en verlichtte de gangen met een zacht gouden licht. Net toen hij de deur wilde openduwen, hoorde hij voetstappen achter zich.
"Andreii!" riep een stem. Hij herkende haar meteen. "Wacht op mij."
Hij draaide zich om en zag Fiona naar hem toe hollen. Haar wangen waren lichtroze van het haastige lopen, en haar haar danste in losse lokken om haar gezicht. Ze glimlachte naar hem, een combinatie van enthousiasme en een vleugje verlegenheid.
Andreii glimlachte warm naar haar. "Fiona," zei hij zacht. "Waarom haast je je zo?"
Ze stopte vlak voor hem en haalde even diep adem. "Ik wilde gewoon… nou ja, ik wilde samen met je naar de eetzaal lopen," zei ze. Haar stem klonk een beetje onzeker, maar haar ogen straalden.
"Dat lijkt me een goed idee," zei Andreii, terwijl hij de deur voor haar openhield. Fiona stapte naar buiten, en ze liepen samen de gang in, de stilte tussen hen comfortabel en gevuld met een onuitgesproken begrip.