De wintervakantie naderde met rasse schreden, en de gangen van Gandurhora werden steeds rustiger terwijl de leerlingen in gedachten al bezig waren met hun plannen voor de feestdagen. Andreii voelde een mengeling van opwinding en nervositeit. Hij had zijn ouders nog niet over de brief ingelicht. Nee, dit was iets wat hij persoonlijk wilde doen. Het zou een verrassing moeten zijn, een geschenk dat zoveel meer betekenis droeg dan woorden alleen konden uitdrukken.
Hij had ook professor Penates laten beloven om te zwijgen. De professor had begripvol geknikt en hem verzekerd dat dit een moment tussen Andreii en zijn ouders zou zijn. “Sommige dingen hebben meer impact als ze direct van jou komen,” had hij gezegd. Andreii voelde zich gesterkt door die woorden.
Hoewel hij wist dat hij zijn vrienden zou missen tijdens de vakantie, keek hij er toch naar uit om zijn ouders terug te zien. Hij verlangde naar de warmte van hun thuis, naar de vertrouwde geur van het paleis in Liontown en naar de manier waarop zijn moeder hem altijd een knuffel gaf alsof hij nog een klein jongetje was.
Rosalina had hem geplaagd toen hij haar over zijn plannen vertelde. “Je gaat hen helemaal overrompelen,” had ze gezegd met een ondeugende glimlach. “Maar dat is precies wat je moet doen. Het is een bijzondere brief, en zij zullen dat begrijpen.”
Fiona en Livia hadden ook met interesse naar hem geluisterd. Fiona had zelfs aangeboden om een extra exemplaar van het dagboek te maken, mocht het ooit beschadigd raken. Livia had simpelweg gezegd: “Het is duidelijk dat deze brief speciaal voor hen is. Dat kunnen ze alleen maar waarderen.”
Nu zat Andreii op zijn bed, zijn koffers grotendeels gepakt, met de brief veilig opgeborgen in een leren map. Hij pakte het dagboek en hield het even vast, alsof hij de woorden van zijn grootvader nogmaals wilde voelen voordat hij vertrok. Hij wist dat deze vakantie niet alleen een moment van rust zou zijn, maar ook een kans om een nieuw hoofdstuk in zijn leven te beginnen.
“Het is bijna zover, grootvader,” fluisterde hij zacht. “Ik hoop dat ik hen evenveel troost en inspiratie kan geven als jij mij hebt gegeven.”
Met die gedachte stond hij op, klaar om de laatste dagen op Gandurhora af te ronden en zich voor te bereiden op de reis naar huis. De brief was een belofte, en hij was vastbesloten die te vervullen.
Andreii zat stilletjes voor zich uit te staren, zijn vingers nog steeds rustend op de leren map waarin de brief zat. Fiona keek even zijn kant op, haar blik schuchter maar warm. Ze wilde iets zeggen, maar de woorden leken in haar keel te blijven steken. Andreii ving haar blik op en glimlachte.
“Fiona,” begon hij aarzelend, “ik zat te denken… Misschien wil je een paar dagen bij ons komen logeren tijdens de vakantie? Je hoeft niet heel de tijd te blijven, maar gewoon even. Het zou leuk zijn.”
Fiona keek hem verrast aan, haar ogen groot. Ze rechtte haar rug, alsof ze zichzelf dwong om een antwoord te bedenken. “Dat is lief van je, Andreii,” zei ze zachtjes, “maar… ik denk niet dat dat een goed idee is.”
“Waarom niet?” vroeg hij, zijn hoofd lichtjes schuin terwijl hij haar vragend aankeek.
Fiona wendde haar blik af naar het raam. “Ik zou me niet op mijn gemak voelen,” gaf ze uiteindelijk toe. “Je ouders… en dat paleis…” Ze zuchtte. “Het voelt alsof ik daar niet thuishoor. Ik ben gewoon… Fiona.”
Andreii fronste. “Maar dat maakt niet uit. Mijn moeder was ook een Bakoeni, weet je nog? Ze zou je geweldig vinden. En mijn vader ook.”
Fiona glimlachte zwakjes, maar haar blik bleef naar buiten gericht. “Dat weet ik wel, Andreii. Maar… het is ingewikkeld. Misschien ooit.”
Andreii voelde een lichte teleurstelling, maar hij dwong zichzelf te knikken. “Ik begrijp het,” zei hij. “Maar weet dat je altijd welkom bent.”
Fiona draaide zich naar hem toe, haar glimlach oprecht, maar er zat iets afstandelijks in haar ogen. “Dank je, Andreii. Dat betekent veel voor me.”
De spanning tussen hen hing in de lucht, subtiel maar onmiskenbaar. Hoewel Andreii wist dat Fiona een goede reden had om zijn uitnodiging af te slaan, kon hij het gevoel niet onderdrukken dat er meer achter zat. Hij zou haar de tijd geven. Tijd om haar twijfels te overwinnen en te zien wat er mogelijk zou zijn tussen hen, als de tijd daar rijp voor was.
Andreii zat samen met zijn vrienden in de trein die hen naar huis zou brengen. Het zachte wiegen van de trein en het monotone geluid van de wielen op de rails vulden de ruimte, maar hun groepje was verre van stil. Rosalina zat naast hem, levendig pratend over alles wat ze tijdens de vakantie wilde doen. Ze had haar ouders moeten beloven naar Vincorra te reizen, en hoewel ze zich aan die belofte zou houden, kon Andreii horen dat ze liever in Liontown was gebleven, dichter bij het mysterie van het tiende boek.
“Je weet dat ik in Vincorra niet stil ga zitten, hè,” zei ze met een ondeugende glimlach. “Ik ga mijn ouders subtiel ondervragen. Wie weet hebben ze meer aanwijzingen over je grootvader of over dat dagboek. Vooral mijn vader. Hij lijkt altijd meer te weten dan hij laat blijken.”
Andreii glimlachte en knikte. “Ik weet dat je niet stil kunt zitten, Rosalina. Het zou me verbazen als je ouders je niet een beetje in de gaten houden. Maar als je iets ontdekt, laat je het me dan meteen weten?”
“Absoluut,” zei ze met een knipoog. “Ik houd je op de hoogte.”
Fiona, die tegenover hen zat, keek dromerig uit het raam naar het landschap dat langzaam aan hen voorbijtrok. “Het zal raar zijn om niet meer samen aan tafel te zitten,” zei ze zachtjes. “Ik ben er zo aan gewend geraakt.”
Andreii glimlachte naar haar, hoewel hij voelde hoe haar woorden hem raakten. “Het is maar voor een paar weken,” zei hij geruststellend. “En wie weet, misschien kunnen we elkaar schrijven. Als ik mijn ouders heb verrast met de brief, zal ik jullie zeker laten weten hoe ze hebben gereageerd.”
Livia, die naast Fiona zat, knikte. “Ik ben benieuwd hoe ze de brief zullen ontvangen. Het lijkt zo... speciaal, alsof het iets is dat hen op een diep niveau zal raken.”
“Dat denk ik ook,” zei Andreii. Hij legde voorzichtig een hand op de leren map die hij op zijn schoot had liggen, waarin de brief zorgvuldig opgeborgen zat. “Het voelt alsof het een boodschap is die ze moeten horen, precies nu.”
De trein kwam tot een zacht schokken toen hij een tussenstation naderde. Livia keek op haar horloge en zuchtte. “Ik moet eruit bij het volgende station,” zei ze met tegenzin. “Ik zal jullie allemaal erg missen.”
“Wij zullen je ook missen, Livia,” zei Fiona met een warme glimlach. “Maar we zien je snel weer.”
Toen de trein bij Livia’s station stopte, stond ze op en omhelsde ze hen alle drie. “Doe je best, Andreii,” fluisterde ze. “En vergeet niet om ons alles te vertellen.”
“Ik beloof het,” zei hij. Ze pakte haar koffers en liep naar de deur, terwijl ze hen nog een laatste keer toewenkte voordat ze uitstapte.
Andreii keek haar na tot ze uit het zicht was. De trein zette zich weer in beweging, en het trio bleef achter. De stilte was niet ongemakkelijk, maar gevuld met een soort gedeeld begrip. Voor hen lag een vakantie vol familie en herinneringen, maar ook met de belofte van wat nog komen zou.
Toen de trein eindelijk in Liontown stopte, kwamen Andreii en Rosalina overeind om hun bagage te pakken. Fiona bleef zitten, haar tas op haar schoot. Ze glimlachte naar hen, maar er lag een zweem van melancholie in haar ogen.
“Tot snel,” zei ze zachtjes. “Laat me weten hoe het gaat, Andreii.”
“Dat zal ik doen,” antwoordde hij. Hij keek haar nog even aan voordat hij zich omdraaide en zijn koffer van het bagagerek haalde. “Fijne vakantie, Fiona.”
Rosalina zwaaide luchtig naar haar. “Veel plezier! En vergeet niet wat te schrijven als je tijd hebt.”
De trein remde piepend af en stopte bij het perron. Andreii en Rosalina stapten uit, waar een lakei van het paleis hen opwachtte. Hij droeg een net uniform en maakte een hoffelijke buiging toen hij hen zag. “Welkom thuis, hoogheid,” zei hij tegen Andreii. “Juffrouw Rosalina, het is een eer u weer te zien.”
“Dank je,” antwoordde Rosalina met een glimlach. “Voordat ik naar Vincorra vertrek, blijf ik nog een dag in het paleis. Dat hebben we afgesproken.”
“Uiteraard, mevrouw. Alles is geregeld,” verzekerde de lakei hen. Hij nam Rosalina’s koffer over en leidde hen naar een Castilione van het paleis die hen stond op te wachten.
Andreii nam plaats en keek even achterom, alsof hij nog een glimp van Fiona wilde opvangen. De trein reed al verder, en hij zag haar gezicht niet meer. Hij zuchtte zachtjes en richtte zijn blik op Rosalina, die opgewekt naast hem zat.
“Het paleis,” zei Rosalina met een vleugje spanning in haar stem. “Ik weet niet of ik daar ooit aan zal wennen.”
Andreii glimlachte. “Het is ook maar een huis, Rosalina. Een groot, indrukwekkend huis, dat wel. Maar je bent er altijd welkom.”
Rosalina grinnikte. “Ik ben benieuwd hoe je ouders reageren op die brief.”
“Dat ben ik ook,” antwoordde Andreii, terwijl de Castilione soepel over de straten van Liontown vloog. Het paleis doemde al in de verte op, groots en statig, en Andreii voelde een mengeling van opluchting en spanning. Dit was thuis, maar deze keer bracht hij iets mee wat alles zou kunnen veranderen.
Toen de Castilione voor het paleis was geland, sprong Andreii haastig naar buiten. De zware deuren van het paleis stonden al open, en lakeien stonden klaar om hen te verwelkomen. Rosalina bleef even achter, glimlachend om zijn haast. "Ga maar, Andreii. Ik red me wel. Dit moment is voor jou," zei ze bemoedigend.
Andreii knikte dankbaar en rende de grote marmeren trap op, het dagboek en de brief stevig tegen zich aangedrukt. Hij kende het paleis uit zijn hoofd en bewoog zich moeiteloos door de gangen, zijn voetstappen weergalmend op de stenen vloer. Hij wist precies waar hij zijn ouders kon vinden: in het kantoor, waar ze meestal samen werkten als ze niet in een vergadering zaten.
Bij de deur van het kantoor hield hij even in, klopte snel en opende toen de deur zonder te wachten op een antwoord. Zijn moeder, Henriëtta, keek op vanachter een stapel papieren, terwijl Lucas hem met een glimlach begroette.
"Andreii!" zei Henriëtta verrast. "Wat een enthousiasme. Alles goed met je?"
"Het gaat prima, mama," zei Andreii, nauwelijks in staat om zijn opwinding te verbergen. "Maar ik heb iets… iets heel bijzonders dat ik jullie moet laten zien." Hij liep naar hen toe en legde het dagboek en de leren map voorzichtig op het bureau.
Lucas leunde achterover in zijn stoel en keek naar de voorwerpen. "Wat is dit, jongen?" vroeg hij nieuwsgierig.
Andreii opende de leren map en haalde de brief tevoorschijn. “Dit is een brief… van de schrijfster,” zei hij, zijn stem licht trillend van emotie. “Johanna. Ze heeft hem aan jullie gericht, en ik vond hem tijdens onze zoektocht in het bos bij Gandurhora.”
Henriëtta en Lucas keken hem met grote ogen aan. "Een brief… van Johanna?" vroeg Henriëtta, haar stem vol ongeloof. Ze pakte de brief voorzichtig aan, alsof ze een kostbaar kleinood vasthield.
Andreii knikte. "Ja. Ze schreef over jullie, over mij, en… over het tiende boek."
Henriëtta begon te lezen, haar blik werd zachter met elke regel. Lucas leunde over haar schouder en las mee, zijn gezicht strak van concentratie. Toen Henriëtta de laatste woorden had gelezen, keek ze op, haar ogen glinsterden van emotie.
“Ze is teruggekomen,” fluisterde ze. “Ze heeft haar belofte gehouden.”
Lucas knikte langzaam, zijn hand rustend op Henriëtta’s schouder. “Dit… dit is ongelooflijk. Ze heeft dit speciaal voor ons geschreven. En ze weet zoveel… over ons, over jou, Andreii.” Hij keek naar zijn zoon. “Dank je wel dat je dit met ons hebt gedeeld.”
Henriëtta stond op en omhelsde Andreii stevig. “We zijn zo trots op je,” zei ze zachtjes. “En op alles wat je al hebt bereikt. Dit is een moment dat we nooit zullen vergeten.”
Andreii voelde een golf van opluchting en warmte door zich heen gaan. Hij had niet alleen de brief gevonden, maar ook de vreugde die het zijn ouders bracht. "Er is nog zoveel dat we moeten ontdekken," zei hij. "Maar dit is een begin."
Henriëtta knikte. “Een heel mooi begin, Andreii. En wat er ook komt, we doen dit samen.”
Rosalina kwam aarzelend het kantoor van de koning en de koningin binnen. “Heb je hen de brief getoond?” vroeg ze, terwijl haar blik van Andreii naar Henriëtta en Lucas ging.
Henriëtta glimlachte naar haar en knikte. “Dat heeft hij, Rosalina. En het is… buitengewoon. De woorden van Johanna raken ons op een manier die moeilijk in woorden te vatten is.”
Rosalina stapte dichterbij, haar handen achter haar rug gevouwen. “Ik wist dat het hen zou raken,” zei ze zachtjes. “Ik bedoel, hoe vaak krijg je een brief van iemand als Johanna?”
Lucas keek haar met een warme glimlach aan. “We kunnen ons geluk niet op,” zei hij. “Maar we zijn ook onder de indruk van hoe jullie, jij en Andreii, dit hebben aangepakt. Het vereist moed en vastberadenheid om zo’n mysterie te onderzoeken.”
Rosalina keek even naar Andreii, die op de rand van een stoel zat, duidelijk opgelucht nu het moment voorbij was. “Ik ben gewoon blij dat ik er deel van mocht uitmaken,” zei ze. “Het voelt alsof we iets heel bijzonders op het spoor zijn. Dit is nog maar het begin, toch?”
“Dat denk ik wel,” zei Andreii. “Maar het voelde goed om hen deze brief te laten zien. Het is alsof het nu… echter is. We weten nu zeker dat we op de juiste weg zitten.”
Henriëtta stond op en liep naar Rosalina toe. Ze legde een hand op haar schouder en keek haar warm aan. “Dank je wel, Rosalina. Voor alles wat je voor Andreii doet. Je bent een geweldige vriendin voor hem.”
Rosalina glimlachte, haar wangen een beetje rood van het compliment. “Ik doe het graag,” zei ze eenvoudig. “Andreii is als familie voor me.”
Lucas knikte instemmend. “Dat zien we. En dat maakt ons nog zekerder dat jullie samen veel zullen bereiken.”
Andreii voelde zijn wangen een beetje warm worden bij de woorden van zijn vader. De suggestie dat er iets tussen hem en Rosalina bloeide, was goedbedoeld, maar niet juist. Rosalina was als familie voor hem, een rots in de branding, maar niet degene die zijn hart sneller deed kloppen.
Zijn blik gleed even naar Rosalina, die niets leek te merken van de onderliggende toon in Lucas’ woorden. Andreii glimlachte zwakjes en richtte zich weer op zijn ouders. Zijn gevoelens voor Fiona waren hun geheimpje, verborgen in de kleine blikken die ze uitwisselden en de stille momenten die tussen hen zweefden. Het zou op het juiste moment wel duidelijk worden, daar was hij zeker van. Maar voorlopig hield hij dat stukje van zijn hart voor zichzelf.