Andreii liep het appartement van zijn ouders binnen en zag zijn moeder aan een bureau zitten, een stapel papieren voor haar. Ze keek op toen hij haar naam zei, en haar glimlach was warm en uitnodigend. Maar haar blik bleef hangen bij de trieste schaduw in zijn ogen.
“Mama,” zei hij zacht, terwijl hij naar haar toeliep.
Henriëtta legde haar pen neer en stond op om hem te omarmen. “Wat is er, jongen?” vroeg ze teder, terwijl ze haar handen op zijn schouders legde. Ze wist dat iets hem dwarszat. Haar moederlijke instinct had dat al door toen hij binnenkwam.
Toen Andreii haar eerder over Fiona had verteld, had ze meteen gezien hoe belangrijk het meisje voor hem was. Er was een licht in zijn ogen geweest toen hij over haar sprak, een warmte die ze niet vaak zag. Fiona moest bijzonder zijn om haar zoon zo te raken. Daarom had ze ook aangedrongen op de uitnodiging: ze wilde dit meisje ontmoeten, ze wilde zien wie Fiona was.
“Heb je met Fiona kunnen spreken?” vroeg ze zachtjes, haar stem doordrenkt met medeleven.
Andreii knikte en liet zich op de bank zakken. “Ja, we hebben gesproken,” zei hij. “Ik heb haar opnieuw uitgenodigd om hier te komen logeren. Ik dacht… ik hoopte dat ze ja zou zeggen.” Zijn stem brak even. “Maar ze voelt zich niet op haar gemak. Ze denkt dat ze hier niet thuishoort.”
Henriëtta ging naast hem zitten en legde een hand op zijn knie. “Andreii, dat betekent niet dat ze je afwijst,” zei ze troostend. “Misschien heeft ze tijd nodig. Je hebt zelf verteld dat ze soms onzeker is over haar afkomst. Dat heeft niets met jou te maken.”
“Maar ik wil haar laten zien dat dat niet uitmaakt, mama,” zei Andreii, zijn stem vol frustratie. “Ze is belangrijk voor me. Ik wil dat ze zich welkom voelt, hier, bij ons.”
Henriëtta glimlachte zachtjes. “Dat begrijp ik, mijn jongen. En dat siert je. Maar soms moet je geduld hebben met mensen, vooral met degenen die belangrijk voor je zijn. Ze zal het zien, Andreii, op haar eigen tijd en manier. Geef haar die ruimte.”
Andreii keek haar aan, zijn blik gevuld met een mengeling van verdriet en hoop. “Denk je dat ze ooit ja zal zeggen?”
Henriëtta streek een haarlok uit zijn gezicht en glimlachte. “Als ik hoor hoe jij over haar praat, dan denk ik dat ze uiteindelijk zal beseffen hoe speciaal jullie band is. En als dat gebeurt, Andreii, dan zal ze ja zeggen.”
Haar woorden boden hem wat troost, en hij knikte langzaam. “Dank je, mama,” fluisterde hij.
Henriëtta trok hem in een zachte omhelzing. “Altijd, mijn jongen. Altijd.”
"Ik ga naar mijn kamer," zei Andreii zacht, terwijl hij opstond van de bank. "Ik zal wat in het dagboek van grootvader lezen."
Henriëtta keek hem met een geruststellende glimlach aan. "Dat is een goed idee, Andreii. Je grootvader had een bijzondere manier om troost te bieden, zelfs met woorden die hij lang geleden schreef."
Andreii knikte, zijn ogen vol dankbaarheid. Hij pakte het dagboek, dat hij bijna overal mee naartoe nam, van de hoek van de tafel en liep langzaam naar zijn kamer.
Toen hij de deur achter zich sloot, voelde hij de stilte als een deken over hem heen vallen. Hij ging op zijn bed zitten, sloeg het dagboek open en liet zijn vingers langs de vergeelde pagina’s glijden. Zijn grootvader had altijd een manier gehad om tot hem door te dringen, alsof zijn woorden speciaal voor hem geschreven waren, zelfs al waren ze tientallen jaren geleden op papier gezet.
Andreii haalde diep adem en begon te lezen, zoekend naar de wijsheid en warmte die hij altijd in de woorden van zijn grootvader vond.
"Heb lief, mijn jongen. Alles komt uiteindelijk goed. Je moet begrijpen hoe Fiona zich voelt."
Andreii keek met open mond naar de woorden van zijn grootvader. Hij liet zijn vingers over het vergeelde papier glijden, alsof hij wilde controleren of wat hij zag echt was. Het was de eerste keer dat Ektor Oskuld Fiona’s naam had genoemd, en zelfs meer dan dat—hij sprak over Andreii’s gevoelens voor haar. Hoe wist zijn grootvader dit allemaal? En waarom voelde het, ondanks alles wat hij al wist over het tiende boek, nog steeds als een revelatie om haar naam hier te lezen?
Hij slikte, zijn hart bonkte luid in zijn borst terwijl hij de volgende regels las.
"Ze heeft met haar ouders gesproken, en zij hebben haar voor je gewaarschuwd. Het heeft niets met jou te maken, mijn jongen. Haar ouders bedoelen het goed. Je bent tenslotte de toekomstige koning, en voor hen is dat een onoverwinnelijke kloof. Haar ouders zijn eenvoudige mensen, Bakoeni, net als ik. Ook ik heb je moeder vaak voor haar gevoelens voor je vader gewaarschuwd. Zelfs al had ik de boeken en wist ik wat er zou gebeuren. Ik wist ook dat je moeder vaak zou lijden onder haar liefde voor je vader."
Andreii voelde zijn adem stokken. Zijn grootvader sprak over zijn moeder, Henriëtta, en hoe zij ook diezelfde kloof had moeten overbruggen om bij zijn vader te zijn. Het was alsof zijn grootvader hem wilde laten zien dat liefde soms moeilijk en pijnlijk kon zijn, maar ook krachtig genoeg om barrières te doorbreken.
Hij staarde naar de pagina, terwijl de woorden zich in zijn hoofd herhaalden. Dit was meer dan een boodschap—het was een aanmoediging. Zijn grootvader had geweten wat hij voelde, zelfs voordat Andreii het zelf helemaal begreep. Het tiende boek moest antwoorden bevatten, maar zelfs dit dagboek leek al vol verborgen wijsheden en persoonlijke boodschappen.
Hij sloot zijn ogen en ademde diep in. De kloof tussen hem en Fiona voelde op dat moment niet kleiner, maar de woorden van zijn grootvader gaven hem hoop. Misschien kon hij, net als zijn ouders, bewijzen dat liefde sterker was dan welke verwachting of grens dan ook. Hij wist dat het niet makkelijk zou zijn, maar hij voelde zich vastberadener dan ooit.
"Fiona's ouders zijn nuchtere mensen die een hard leven hebben gehad. Ze hebben geen kansen gekregen en zijn het daarom verleerd om in sprookjes te geloven. Het klopt dat je ouders het leven van de Bakoeni erg verbeterd hebben, maar toch blijven ze voorzichtig. Ze willen hun dochter beschermen, en dat is heel normaal. Ze zien het als hun plicht om haar hart te behoeden voor pijn."
Andreii las de woorden langzaam, zijn ademhaling onregelmatig terwijl hij de wijsheid van zijn grootvader tot zich liet doordringen.
"Het is nu Fiona's taak om de twijfels die ze heeft te overwinnen. Ze moet zelf haar weg vinden. Geef haar tijd, mijn jongen. Je kunt haar niet forceren, en dat zou je ook niet moeten willen. Ze heeft een goed hart, en diep vanbinnen weet je dat ze vecht met zichzelf, niet met jou."
Andreii bleef met zijn ogen op de volgende regels hangen, zijn hart overspoeld door hoop en een vleugje onzekerheid.
"Het kan je toch niet ontgaan zijn dat ze je gevoelens beantwoordt. Hoezeer ze ook twijfelt, je hebt haar geraakt, Andreii. Maar begrijp dit goed: het heeft niets met jou te maken, maar alles met haarzelf. Ze moet leren dat ze waardig is, dat haar achtergrond haar niet definieert, en dat liefde alles overstijgt. Wees geduldig. Liefde gedijt in vertrouwen en tijd."
Andreii sloot het dagboek even en staarde naar het plafond van zijn kamer. De woorden van zijn grootvader klonken als een zachte, geruststellende stem in zijn hoofd. Hij voelde een traan over zijn wang rollen, niet van verdriet, maar van een diep begrip en dankbaarheid. Zijn grootvader kende hem beter dan hij zichzelf kende, zelfs nu.
Hij wist dat hij Fiona tijd moest geven, maar dat maakte zijn gevoelens niet minder intens. Wat hij wél wist, was dat hij er zou zijn voor haar, hoe lang het ook zou duren.
Fiona zat op haar bed, omringd door haar lievelingsboeken. De dikke banden over het leven van Henriëtta, de koningin van Engeland, lagen open op haar schoot. Ze streek met haar vingers langs de pagina’s, alsof ze de kracht en wijsheid van Henriëtta eruit wilde halen. Altijd had ze een bijzondere band gevoeld met de woorden en daden van deze vrouw. Henriëtta was iemand die ondanks haar afkomst alles had bereikt—iemand die hoop gaf aan meisjes zoals zij.
Fiona had vaak gedroomd over hoe het zou zijn om Henriëtta in levende lijve te ontmoeten. Ze had zichzelf voorgesteld hoe het gesprek zou verlopen, hoe ze haar bewondering zou uitspreken en misschien zelfs wijze woorden van haar idool zou ontvangen. Maar toen Andreii eerder die dag zijn uitnodiging had herhaald, had een ander gevoel haar overspoeld: paniek.
Ze sloot haar boeken en staarde wezenloos naar het plafond. Waarom voelde het alsof ze tekort zou schieten? Dagdromen over het paleis en de koningin was één ding, maar de realiteit onder ogen zien—een werkelijkheid waarin ze effectief aan tafel zou zitten met Henriëtta—was iets heel anders.
Ze beet op haar lip en staarde naar haar handen, die rusteloos over de pagina's bewogen. “Ik ben maar een gewoon meisje,” fluisterde ze tegen zichzelf. “Hoe kan ik ooit in hun wereld passen? Hoe kan ik ooit iemand zijn waar Andreii trots op kan zijn?”
Ze schudde haar hoofd en sloot het boek. Haar liefde voor deze verhalen voelde ineens klein en ontoereikend. Misschien was het beter om het bij dromen te laten. Dromen konden geen teleurstellingen brengen. Maar een klein, koppig deel van haar hart fluisterde dat ze het mis had. Dat ze meer kon zijn dan ze zichzelf toestond te geloven.
Toch bleven de twijfels hangen, en Fiona zuchtte diep. Ze wist dat haar ouders het meenden toen ze zeiden dat ze voorzichtig moest zijn. Misschien hadden ze gelijk. Misschien zou een gewone Bakoeni zoals zij nooit een plek in de wereld van een kroonprins kunnen vinden. Maar ergens, diep in haar hart, hoopte ze dat ze het mis hadden.
Henriëtta was het levende bewijs dat het mogelijk was, dacht Fiona terwijl ze naar de kaft van het boek staarde. Deze bijzondere vrouw had laten zien dat afkomst niet allesbepalend was. Ze had de barrières tussen sociale klassen doorbroken en een liefde gevonden die sterker was dan verwachtingen en tradities. Elke pagina van Henriëtta's verhaal gaf Fiona hoop, maar ook een scherpe herinnering aan haar eigen onzekerheden.
Fiona herkende veel van zichzelf in Henriëtta. De strijd om geaccepteerd te worden, de angst om niet genoeg te zijn, en toch ook de veerkracht om door te gaan. Het was alsof Henriëtta haar met elke bladzijde een spiegel voorhield, haar eraan herinnerend dat kracht vaak juist gevonden wordt in kwetsbaarheid.
"Als zij het kon, waarom zou ik dat dan niet kunnen?" fluisterde Fiona zachtjes, alsof de woorden haar moed konden geven. Maar terwijl ze die gedachte vasthield, voelde ze ook de knagende twijfel. Henriëtta was uitzonderlijk—een unieke persoonlijkheid met een vastberadenheid die bijna bovenmenselijk leek. Fiona voelde zich niet zo. Ze voelde zich gewoon… Fiona. Een eenvoudig meisje met dromen die misschien te groot waren voor haar kleine wereld.
Toch wilde ze het niet volledig loslaten. Henriëtta had zichzelf niet laten tegenhouden door angst. Misschien moest Fiona dat ook leren. Misschien moest ze stoppen met zichzelf te onderschatten en beginnen te geloven dat ze het waard was—dat ze, net als Henriëtta, haar eigen weg kon vinden, ongeacht wat anderen dachten.
Ze streek zachtjes over de bladzijden van het boek en fluisterde, bijna alsof ze Henriëtta rechtstreeks aansprak: "Hoe deed je dat? Hoe wist je dat je het aankon?"
Het antwoord bleef uit, maar diep vanbinnen voelde Fiona dat ze de kracht in zichzelf moest zoeken. Net zoals Henriëtta dat ooit had gedaan.
De boeken troostten haar, zoals ze dat altijd hadden gedaan. Lang voordat ze ook maar had kunnen vermoeden dat ze Andreii ooit zou ontmoeten, hadden deze verhalen haar hoop gegeven, een ontsnapping geboden aan de soms harde realiteit van het leven als een Bakoeni. De woorden hadden haar meegenomen naar een wereld waarin dromen waarheid konden worden en waarin zelfs iemand met een bescheiden achtergrond groots kon zijn.
Fiona staarde naar de tekst op de pagina, maar haar gedachten dwaalden af. De verhalen van Henriëtta hadden haar altijd kracht gegeven. Ze hadden haar laten geloven dat er meer in het leven was dan hard werken en overleven. Maar nu, nu ze daadwerkelijk een band had met Andreii en zijn wereld, voelde die troost anders. Ze was niet langer een buitenstaander die toekeek; ze bevond zich aan de rand van een verhaal waarvan ze nooit had gedacht dat het ook het hare zou kunnen worden.
Ze sloot haar ogen en leunde achterover, het boek tegen haar borst gedrukt. De woorden die ooit simpelweg inspirerend waren geweest, voelden nu als een zachte duw in een onbekende richting. Maar was ze dapper genoeg om die richting op te gaan? Of zou ze blijven hangen in de veilige haven van haar fantasieën?
Fiona zuchtte diep. De boeken hadden haar altijd hoop gegeven, maar nu stelden ze ook vragen. Vragen die ze niet zeker wist of ze die durfde te beantwoorden.
"Ik denk dat Andreii verliefd is," zei Henriëtta zachtjes terwijl ze haar oorbellen afdeed en ze op het nachtkastje legde. Haar blik gleed naar Lucas, die bezig was zijn stropdas los te maken. Hij keek haar verrast aan.
"Op Rosalina?" vroeg hij met een frons, terwijl hij zijn das op de stoel legde.
Henriëtta schudde haar hoofd met een glimlach. "Nee, schat. Niet op Rosalina. Hij is verliefd op een meisje uit zijn klas. Haar naam is Fiona."
Lucas trok zijn wenkbrauwen op. "Fiona? Vertel me meer."
Henriëtta ging op de rand van het bed zitten en zuchtte. "Ze is een eenvoudig meisje, een Bakoeni, net als ik vroeger. Ze lijkt hem gelukkig te maken, maar ik denk dat ze erg onzeker is over zichzelf en haar plaats in zijn wereld. Ik heb Andreii gezegd dat hij haar mocht uitnodigen, en dat wij haar graag wilden ontmoeten, maar ze heeft die uitnodiging geweigerd."
Lucas keek haar geschokt aan. "Werkelijk? Heeft ze onze uitnodiging afgeslagen? Waarom?"
"Andreii zei dat ze zich niet op haar gemak voelt," antwoordde Henriëtta. "Ze denkt dat ze hier niet thuishoort, dat ze niet goed genoeg is. Het breekt mijn hart, Lucas. Ze klinkt als een lief meisje, en ik zie hoeveel ze voor Andreii betekent."
Lucas ging naast haar zitten en nam haar hand vast. "Dat klinkt als een moeilijke situatie. Wat denk jij ervan?"
Henriëtta glimlachte zwakjes. "Ik denk dat Andreii moet leren geduld te hebben. Als dit meisje echt zoveel voor hem betekent, dan moet hij haar laten zien dat ze belangrijk is. Het zal tijd kosten, maar ik geloof dat Fiona uiteindelijk zal beseffen dat ze hem waard is."
Lucas kneep zacht in haar hand en keek haar nadenkend aan. "Hij heeft dat van jou, weet je. Die koppigheid en die liefde die sterker is dan wat dan ook. Hij zal haar niet zomaar opgeven."
Henriëtta lachte zachtjes. "Misschien heeft hij dat wel van ons allebei."
Lucas glimlachte en trok haar in een omhelzing. "Laten we hopen dat hij de juiste manier vindt om haar te bereiken. Liefde kan wonderen doen, zelfs als het ingewikkeld is."
"Daar zijn wij het levende bewijs van, hè, schat," zei Henriëtta met een zachte glimlach, terwijl ze haar hand op zijn knie legde.
Lucas keek haar even aan, zijn ogen gevuld met warmte, en trok haar in een liefdevolle omhelzing naar zich toe. Hij drukte een kus op haar voorhoofd en fluisterde: "Dat zijn we zeker."
Henriëtta sloot haar ogen en leunde tegen hem aan, haar hoofd rustend op zijn schouder. "Als wij onze liefde konden laten groeien ondanks alles wat ons scheidde, dan kunnen Andreii en Fiona dat ook. Maar het zal tijd kosten. Net zoals het bij ons tijd kostte."
Lucas streek zachtjes met zijn hand door haar haar en glimlachte. "We hebben geleerd dat liefde alle grenzen kan overstijgen, zelfs de moeilijkste. Misschien moeten we Andreii alleen een beetje helpen herinneren dat hij dat ook kan."
Henriëtta lachte zachtjes en keek hem aan. "Hij heeft gelukkig een goed voorbeeld gehad."
Lucas kuste haar opnieuw, dit keer op haar lippen. "Dat heeft hij zeker. En met een beetje geluk zal hij ontdekken dat liefde altijd de moeite waard is, hoe ingewikkeld het soms ook kan zijn."