Toen Henriëtta de volgende ochtend naar de stallen liep om Zenith te begroeten, voelde ze meteen dat er iets anders was. De prachtige alihoornhengst stond onrustig in zijn stal, zijn oren spits naar haar gericht en zijn donkere ogen glinsterend van opwinding. Henriëtta bleef even staan om hem te observeren, haar glimlach breder wordend. Zo had ze hem in lange tijd niet meer gezien. De laatste keer dat Zenith zich zo had gedragen, was toen hij haar smeekte om samen een rit te maken.
"Wat is er met jou vandaag, jongen?" vroeg ze zachtjes, terwijl ze dichterbij kwam. Zenith brieste luid en stampte met zijn voorhoef op de stalvloer, alsof hij zijn antwoord wilde geven.
Henriëtta aaide hem over zijn glanzende hals en streek over zijn trotse hoofd. "Wil je een ritje met me maken?" vroeg ze, haar stem teder. Zenith brieste opnieuw, dit keer harder, en schudde enthousiast met zijn hoofd.
Ze lachte, haar hart licht van zijn enthousiasme. "Oké, oké, je hebt me overtuigd. Ik heb vandaag toch geen verplichtingen. Laten we kijken waar je me mee naartoe wilt nemen."
Ze liep naar het zadel en begon Zenith met ervaren handen voor te bereiden. Terwijl ze hem opzadelde, voelde ze hoe zijn energie door haar eigen handen stroomde, een onmiskenbare verbondenheid tussen mens en dier. Hij wilde haar ergens mee naartoe nemen, dat was duidelijk, en Henriëtta voelde haar nieuwsgierigheid groeien.
"Goed, jongen," zei ze, terwijl ze het hoofdstel controleerde. "Laat maar zien waar je me naartoe wilt brengen." Zenith brieste opnieuw, alsof hij haar begreep, en ze wist dat het een bijzondere vlucht zou worden.
Van zodra Henriëtta op Zenith was gestegen, flapperde hij krachtig met zijn majestueuze vleugels en steeg hij op. De frisse ochtendwind streek langs haar gezicht terwijl ze hoger en hoger de lucht in gingen. De vlucht duurde een half uur, en met elke minuut groeide Henriëtta’s verbazing. Waar bracht Zenith haar naartoe? Hij leek doelgericht, alsof hij wist waar hij heen wilde.
Uiteindelijk zag ze een klein dorpje aan de kust verschijnen. De golven braken tegen de rotsen, en de geur van zout vulde de lucht. Zenith zette zijn landing in en streek neer op een open plek vlakbij een eenvoudig Bakoeni-huisje. Zijn hoeven raakten de grond met een gracieuze zachtheid, en Henriëtta voelde hoe de spanning zich ophoopte in haar borst. Ze keek om zich heen. De dorpelingen hadden hun werk stilgelegd en staarden naar haar en Zenith, hun gezichten een mengeling van verwondering en respect. Maar niemand durfde dichterbij te komen.
Henriëtta gleed soepel van Zenith af en aaide hem geruststellend over zijn hals. "Goed gedaan, jongen," fluisterde ze. Haar blik viel op het huisje. Het leek uitnodigend en bescheiden, met een deur die half verscholen was achter wilde bloemen.
Ze stapte vastberaden naar de deur en klopte aan. Een paar tellen later ging de deur open, en een knap meisje van Andreii’s leeftijd keek haar aan. Toen haar blik op Henriëtta en Zenith viel, werden haar ogen groot van verbazing. Haar mond viel open, en ze leek even niet te weten wat ze moest doen of zeggen.
Henriëtta glimlachte warm, haar toon kalm en vriendelijk. "Ik ben Henriëtta," stelde ze zichzelf voor. "Zenith, mijn alihoorn, heeft me hier naartoe gebracht. Maar eerlijk gezegd weet ik niet waarom."
Het meisje keek nog steeds sprakeloos naar Henriëtta, haar blik gleed van haar gezicht naar Zenith, en toen weer terug. Uiteindelijk wist ze een paar woorden uit te brengen. "J-jij bent Henriëtta? De Henriëtta?"
Henriëtta glimlachte nog breder. "Ja, dat ben ik," zei ze zacht. "En jij bent?"
Het meisje slikte en stelde zichzelf uiteindelijk voor, haar stem nog steeds een beetje onzeker. "Ik ben Fiona," zei ze.
Henriëtta’s glimlach verzachtte. Nu wist ze waarom Zenith haar hierheen had gebracht.
"Mag ik binnenkomen?" vroeg Henriëtta met een zachte stem die Fiona onmiddellijk op haar gemak stelde.
"Mijn ouders zijn niet thuis," zei Fiona snel, haar stem een beetje zenuwachtig. "Ze zijn aan het werk. Maar kom alsjeblieft binnen. Je hoeft niet in de koude te blijven staan." Ze stapte opzij om de deur verder te openen.
Henriëtta glimlachte warm. "Dank je, Fiona," zei ze zacht terwijl ze naar binnen stapte. Haar ogen gleden door de kleine maar knusse woonkamer. Het was eenvoudig ingericht, met een paar versleten maar schone meubels, en een houtkachel die de ruimte verwarmde. Wat haar blik echter meteen trok, was een boek dat op de lage tafel lag. Ze herkende het onmiddellijk: het was een van de boeken die over haar eigen leven ging.
"Was je aan het lezen?" vroeg Henriëtta vriendelijk terwijl ze naar het boek wees.
Fiona knikte, haar wangen kleurden licht. "Ja, ik… ik lees het graag," gaf ze aarzelend toe. "Ik heb het al een paar keer gelezen, eigenlijk. Je verhaal is… inspirerend."
Henriëtta ging zitten in de stoel die Fiona haar had aangeboden en keek haar met een warme glimlach aan. "Dat doet me goed om te horen," zei ze oprecht. "Maar nu ben ik ook nieuwsgierig. Wat vind je er zo inspirerend aan?"
Fiona haalde diep adem en ging op de rand van een stoel tegenover Henriëtta zitten. "Het feit dat je… dat je nooit opgaf," begon ze, haar stem zacht maar vastberaden. "Ondanks alles wat je tegenzat, bleef je vechten voor wat je belangrijk vond. Voor wie je belangrijk vond. Het geeft me hoop."
Henriëtta keek haar met een mengeling van verrassing en bewondering aan. Dit meisje, met haar bescheidenheid en oprechte bewondering, raakte een snaar bij haar. Henriëtta wist dat Zenith haar niet zomaar hierheen had gebracht. Er was een goeie reden waarom ze nu in Fiona’s woonkamer zat.
"Dank je, Fiona," zei Henriëtta na een korte stilte. "Dat betekent meer voor me dan je misschien denkt."
Fiona glimlachte verlegen, haar wangen kleurden licht. "Ik meen het," zei ze zacht.
Henriëtta knikte begripvol. "Dat geloof ik graag. En nu ik hier ben, wil ik je iets zeggen." Ze leunde iets naar voren, haar stem vol warmte. "Ik wil je bedanken voor wat je voor mijn zoon betekent. Hij spreekt vol lof over je, Fiona. Je hebt een bijzondere plek in zijn leven."
Fiona glimlachte vaag, haar blik gleed naar het boek op de tafel. "Dat gevoel is wederzijds," gaf ze zachtjes toe, haar stem nauwelijks hoorbaar.
Henriëtta glimlachte, haar ogen vriendelijk en begripvol. "Dat doet me goed om te horen. Maar ik moet zeggen, Fiona, ik vond het wel jammer dat je onze uitnodiging niet hebt aanvaard. We hadden je graag wat beter leren kennen." Ze pauzeerde even en voegde eraan toe: "Onze zoon spreekt zo vol lof over je, dat zowel Lucas als ik heel nieuwsgierig naar je waren."
Fiona keek naar haar handen die onrustig in haar schoot lagen en zuchtte. "Het spijt me," zei ze uiteindelijk. "Ik… ik voelde me gewoon niet op mijn gemak. Het paleis, jullie… Kijk eens om je heen. Ik ben maar een arme Bakoeni. Het leek allemaal zo veel groter dan ik. ."
Henriëtta’s glimlach werd zachter. "Dat begrijp ik," zei ze, haar stem teder. "Maar weet dit: iedereen die mijn zoon gelukkig maakt, hoort altijd bij ons. En van wat ik heb gezien en gehoord, Fiona, maak jij hem gelukkig. Bovendien moet je toch weten dat ikzelf ook een arme Bakoeni was voor Rachel en Lucas me onder hun vleugels namen. Het was ook allemaal nieuw en spannend voor me."
Ze liet haar ogen op het boek op de tafel vallen. “Je leest dit boek nu niet zomaar he. Als ik me niet vergis, moet hier een heel goeie reden voor zijn.”
Fiona keek op, haar ogen een mix van verrassing en dankbaarheid. Henriëtta’s woorden raakten haar diep. Voor een moment voelde ze zich misschien toch een beetje thuis in deze wereld die zo ver van de hare leek te staan.
De voordeur ging open, en Henriëtta hoorde een zware mannenstem vanuit de gang. "Fiona, wat doet die eenhoorn voor onze deur?" Er klonk gestommel, gevolgd door snelle voetstappen. Een man en een vrouw verschenen in de deuropening van de woonkamer. Henriëtta wist onmiddellijk wie ze waren—Fiona’s ouders.
Hun gezichten weerspiegelden verwarring en ongeloof, maar dat veranderde snel toen ze Henriëtta zagen. Hun ogen werden groot, en tegelijk sloegen ze hun handen voor hun mond, alsof ze niet konden bevatten wie daar op hun bank zat.
"Goedenavond," zei Henriëtta kalm, terwijl ze opstond. Haar houding straalde warmte en respect uit. "Ik ben Henriëtta."
De man en vrouw keken elkaar even aan, hun monden nog steeds halfopen van verbazing. Uiteindelijk was het de vrouw die haar stem hervond. "De… koningin?" bracht ze uit, met een mengeling van eerbied en ongeloof.
Henriëtta glimlachte vriendelijk. "Inderdaad, maar vandaag ben ik hier niet als koningin. Ik ben hier als moeder. Mijn alihoorn, Zenith, heeft me hierheen gebracht, en nu begrijp ik waarom." Ze wierp een liefdevolle blik op Fiona, die nerveus op haar stoel zat.
De man, duidelijk Fiona’s vader, wreef over zijn nek en schudde langzaam zijn hoofd. "We hadden nooit verwacht…" begon hij, maar zijn stem stierf weg.
Henriëtta stapte een paar passen naar voren, haar toon geruststellend. "Jullie hebben een prachtige dochter," zei ze oprecht. "Ze betekent veel voor mijn zoon, Andreii. Ik wilde jullie graag ontmoeten en jullie bedanken voor hoe jullie haar hebben grootgebracht. Ze is een bijzonder meisje."
Fiona’s ouders leken even sprakeloos, maar de woorden van Henriëtta leken hen te kalmeren. Fiona’s moeder glimlachte onzeker, terwijl haar vader schor antwoordde: "Dat is… heel vriendelijk van u, majesteit. Maar… waarom bent u hier?"
Henriëtta keek hen beiden aan met een kalme vastberadenheid. "Omdat ik geloof dat er een reden is waarom Zenith me hierheen bracht. Misschien om deze ontmoeting mogelijk te maken. Maar vooral om te zeggen dat Fiona, en jullie, altijd welkom zijn in het paleis."
Fiona’s vader keek zijn dochter aan, zijn ogen groot van ongeloof. "Fiona," zei hij langzaam, "de koningin is hier... in ons huis. Hoe is dit gebeurd?"
Fiona verschool zich bijna achter haar stoel en wierp een snelle blik op Henriëtta, die haar vriendelijk toeknikte. "Papa, dat heeft ze al gezegd. Ze is hier vanwege Zenith," zei ze zacht. "Hij bracht haar hierheen."
Haar vader schudde zijn hoofd, nog steeds duidelijk overdonderd. "Maar waarom? Wat is er zo belangrijk dat zij... de koningin, hierheen komt?"
Henriëtta deed een stap naar voren, haar stem kalm en warm. "Uw dochter is belangrijk," zei ze eenvoudig. "Mijn zoon, Andreii, heeft mij veel over haar verteld. Ik heb haar hier leren kennen en ik zie waarom hij zoveel om haar geeft. Ze is een bijzonder meisje."
Fiona’s moeder keek Henriëtta met grote ogen aan. "Maar majesteit… We zijn maar eenvoudige mensen. Wat zou Fiona kunnen betekenen voor uw zoon?"
Henriëtta glimlachte zacht. "Mijn man en ik komen uit heel verschillende werelden, net als Andreii en Fiona. Maar wat ons bindt, is belangrijker dan die verschillen. Uw dochter heeft een goed hart, en mijn zoon ziet dat. Dat zie ik nu ook. Ik wil jullie laten weten dat Fiona altijd welkom is."
Fiona’s vader leek even niet te weten wat hij moest zeggen, maar de woorden van Henriëtta leken langzaam tot hem door te dringen. Hij keek naar zijn dochter, deze keer niet alleen met verwarring, maar ook met een sprankje trots.
"Fiona," zei hij, zijn stem zachter, "als de koningin zegt dat je belangrijk bent, dan geloof ik dat. Maar je moeder en ik willen gewoon zeker weten dat je gelukkig bent."
Fiona knikte snel, haar stem zacht maar vastberaden. "Dat ben ik, papa. Echt waar."
Henriëtta glimlachte naar Fiona’s ouders. "Dat is alles wat een ouder wil horen, toch?"
Fiona’s moeder glimlachte onzeker terug. "Ja," zei ze zacht. "Dat is het zeker."
"Zou Fiona een paar dagen met me mee mogen komen?" vroeg Henriëtta zachtjes, terwijl ze naar Fiona keek. "Als je dat wilt natuurlijk," voegde ze eraan toe, haar toon warm en uitnodigend.
Fiona leek te aarzelen, haar ogen schoten even naar haar vader en moeder voordat ze weer op Henriëtta rustten. Ze beet zachtjes op haar lip, duidelijk onzeker over wat ze moest antwoorden.
Haar vader brak de stilte. "Fiona," zei hij, zijn stem nu vastberaden, "je krijgt een uitnodiging om in het koninklijk paleis te logeren. Zoiets mag je niet weigeren. Het is een kans die je nooit meer zult krijgen."
Fiona keek naar haar vader, toen naar haar moeder, die haar stilletjes aanmoedigde met een knikje. Uiteindelijk liet ze haar blik weer op Henriëtta rusten en gaf een klein knikje. "Graag," zei ze verlegen, haar stem bijna een fluistering.
Henriëtta glimlachte tevreden, haar ogen twinkelden. "Dat is dan geregeld," zei ze vrolijk. "Andreii zal blij zijn je te zien."
Fiona glimlachte onzeker terug, haar hart een mix van zenuwen en opwinding. Henriëtta pakte haar hand even vast, een bemoedigend gebaar. "Je zult het fantastisch doen, Fiona."
De warmte in Henriëtta's woorden hielp Fiona een deel van haar twijfels opzij te schuiven. Voor het eerst voelde ze dat het misschien toch niet zo onmogelijk was om zich in deze wereld thuis te voelen.
Het horloge van Henriëtta piepte, en ze wierp er een snelle blik op. Ze keek vervolgens naar de ouders van Fiona en glimlachte verontschuldigend. "Willen jullie me even excuseren? Mijn man wil me spreken. Hij weet niet waar ik ben," zei ze, terwijl ze naar Fiona knipoogde. Fiona glimlachte zachtjes terug.
Henriëtta tikte op haar horloge, en een hologram van Lucas verscheen. "Dag schat," zei ze met een warme glimlach.
"Waar ben je?" vroeg Lucas, zijn stem zowel nieuwsgierig als een tikkeltje bezorgd.
Henriëtta grinnikte. "Zenith wilde een ritje met me maken. Je kent hem," zei ze met een speelse blik.
Lucas rolde met zijn ogen en schudde zijn hoofd. "Waar heeft hij je nu weer mee naartoe genomen?" vroeg hij, terwijl een lichte glimlach op zijn gezicht verscheen.
"Geloof het of niet, maar ik ben bij Fiona," zei Henriëtta. "Je weet wel, dat meisje waar ik het gisterenavond over had."
Lucas grinnikte en leunde achterover in zijn stoel. "Echt waar? Hoe is ze?"
"Ze is een schat," zei Henriëtta oprecht. "Ik heb haar net uitgenodigd om bij ons te komen logeren. Ze komt straks met me mee naar het paleis."
Lucas haalde zijn schouders op, zijn glimlach werd breder. "Prima," zei hij. "Ik vertrouw erop dat je weet wat je doet. Maar kom snel naar huis, oké? Ik mis je."
Henriëtta lachte zachtjes. "Ik zal niet te lang wegblijven, beloofd." Lucas knipoogde voordat het hologram verdween, en Henriëtta liet haar hand even rusten op het horloge. Ze keek naar Fiona en haar ouders en glimlachte opnieuw. "Mijn man is nieuwsgierig naar je," zei ze speels tegen Fiona. "Ik denk dat hij je net zo leuk zal vinden als ik."
“Ik kijk ernaar uit om hem te ontmoeten,” zei Fiona zachtjes, terwijl haar wangen lichtjes kleurden.
“Dan hebben we geen tijd te verliezen,” zei Henriëtta met een warme glimlach. “Je hoeft niets in te pakken, meisje. We hebben alles in het paleis dat je nodig zou kunnen hebben.”
Fiona glimlachte verlegen. “Dat geloof ik graag,” zei ze, haar stem zacht maar oprecht.
Henriëtta stond op en richtte haar aandacht op Fiona’s ouders. Met een oprechte glimlach schudde ze hen de hand, een gebaar van respect dat hen duidelijk ontroerde. “Het was heel aangenaam om jullie te ontmoeten,” zei ze. “Ik beloof jullie dat we goed voor jullie dochter zullen zorgen.”
Fiona’s ouders knikten, nog steeds een beetje overweldigd door het bezoek van de koningin. Haar vader antwoordde met een schor stemgeluid: “Ze mag zo lang blijven als ze wil. Wij moeten toch werken.”
Henriëtta glimlachte, haar blik vriendelijk en begripvol. “Dat is goed om te horen. Ze zal in goede handen zijn.” Ze wendde zich tot Fiona en zei met een twinkeling in haar ogen: “Kom, laten we gaan. Zenith wacht op ons.”
Fiona knikte, nam afscheid van haar ouders en volgde Henriëtta naar buiten. Het avontuur waarvan ze eerder nooit had durven dromen, was nu plotseling werkelijkheid geworden.