Na een half uurtje vliegen landde Zenith soepel aan de stallen van het koninklijk paleis. De avondzon wierp een warme gloed over de imposante gebouwen en de omringende tuinen. Henriëtta en Fiona gleden van Zenith af, en Fiona keek om zich heen, duidelijk onder de indruk.
"Wat vond je ervan om met Zenith mee te vliegen?" vroeg Henriëtta, haar glimlach warm en uitnodigend.
Fiona keek haar met fonkelende ogen aan. "Ik vond het zalig," zei ze oprecht. "Toen ik de boeken las, had ik me altijd afgevraagd hoe het zou zijn, maar de werkelijkheid heeft mijn dromen overtroffen."
Henriëtta glimlachte tevreden. "Zenith heeft dat effect op mensen." Ze streelde de glanzende hals van de alihoorn, die tevreden brieste.
Ze gingen samen de stal binnen. Het was behaaglijk warm, de geur van stro en dieren vulde de ruimte. Fiona keek rond en haar blik bleef hangen bij de prachtige alihoorns die in hun stallen stonden. Hun majestueuze voorkomen en serene aanwezigheid maakten haar sprakeloos.
"Hoeveel nakomelingen hebben Zenith en Alegria intussen?" vroeg Fiona nieuwsgierig.
"Ze hebben er tien," zei Henriëtta trots. "We hebben een goed kweekprogramma. Mustang, het veulen waarover je vast wel hebt gelezen, en Elodie zijn in Vincorra. Ze hebben daar hun eigen kweekprogramma."
Fiona glimlachte breed. "Je hebt een alihoornveulen naar je vriendin vernoemd. Dat is origineel."
Henriëtta knikte met een zachte lach. "Elodie is een heel bijzonder dier. Net als de persoon naar wie ze vernoemd is."
Fiona's blik bleef hangen bij een witte hengst in een van de stallen. Hij stond nieuwsgierig naar hen te kijken vanachter zijn staldeur, zijn heldere ogen vol intelligentie en zachtheid. Fiona voelde onmiddellijk een connectie met hem, iets wat ze niet goed kon verklaren.
"Wie is deze schoonheid?" vroeg ze, haar stem bijna fluisterend.
Henriëtta volgde haar blik en glimlachte. "Dat is Luminar," zei ze. "Hij is een van de oudere. "Kom, laat ons naar binnen gaan," zei Henriëtta met een warme glimlach. "Ik neem aan dat je ernaar uitkijkt om Andreii te verrassen."
Fiona knikte, haar wangen kleurden licht. "Ja," zei ze zachtjes, terwijl ze haar handen nerveus in elkaar vouwde. De gedachte aan Andreii bracht een mix van opwinding en onzekerheid naar boven, maar ze voelde ook een vreemd soort geruststelling. Dit was een kans om hem beter te leren kennen buiten de muren van Gandurhora.
Henriëtta merkte haar zenuwen op en kneep even zacht in haar arm. "Hij zal blij zijn je te zien," zei ze bemoedigend. "Maak je geen zorgen."
Samen liepen ze richting de grote deuren van het paleis. De imposante entree straalde zowel grandeur als warmte uit, en Fiona voelde een vleugje ontzag terwijl ze het betrad. Dit was een wereld die ze alleen maar had kunnen dromen—en nu maakte ze er deel van uit, al was het maar voor een paar dagen.
Ze voelde zich alsof ze een bladzijde uit een van Henriëtta's boeken leefde. Dit moest precies zijn hoe Henriëtta zich had gevoeld toen ze voor het eerst het indrukwekkende De Castilie-landhuis betrad. De grootsheid, de adembenemende elegantie—alles leek groter dan het leven zelf.
Maar Fiona wist ook dat Henriëtta op dat moment voor haar leven had gevreesd. Het was een situatie vol spanning en onzekerheid geweest, een wereld verwijderd van Fiona's huidige bezoek. Toch voelde ze een soort verwantschap met Henriëtta. Net als zij, stapte Fiona een onbekende wereld binnen, vol indrukken die haar overweldigden en haar tegelijkertijd nieuwsgierig maakten.
Ze keek opzij naar Henriëtta, die haar met een geruststellende glimlach begeleidde. Fiona realiseerde zich dat, hoewel ze nerveus was, ze hier niet alleen was. Ze had Henriëtta's warme steun en Andreii’s onuitgesproken belofte dat ze altijd welkom was in zijn wereld. Dat gaf haar moed.
"Mag ik vragen wat je symbool is, Fiona?" vroeg Henriëtta terwijl ze Fiona nieuwsgierig aankeek.
Fiona glimlachte verlegen en antwoordde zachtjes, "Een kolibrie."
Henriëtta’s ogen werden groot van verbazing. "Een kolibrie?" herhaalde ze. "Hoe origineel."
Ze glimlachte warm en ging verder. "Weet je wat dat symbool betekent? Kolibries lijken klein en kwetsbaar, maar ze zijn ongelooflijk sterk en veerkrachtig. Ze kunnen dingen bereiken die velen voor onmogelijk houden. Net als jij, Fiona."
Fiona bloosde lichtjes bij Henriëtta’s woorden. "Dank u," zei ze zachtjes. "Ik weet niet zeker of ik die kwaliteiten echt heb, maar… ik probeer mijn best te doen."
Henriëtta legde bemoedigend een hand op haar schouder. "Geloof me, Fiona, je hebt ze meer dan je denkt. Andreii ziet dat, en ik zie het nu ook."
Fiona glimlachte, haar onzekerheid een fractie minder voelbaar. Misschien was het tijd om te geloven in de kracht van haar symbool—en in zichzelf.
Hoe kon ze ook anders, nu ze de onmiskenbare steun voelde van de koningin, deze uitzonderlijke vrouw naar wie ze haar hele leven al had opgekeken. Henriëtta was niet alleen een koningin in naam, maar ook in daad—krachtig, begripvol en tegelijkertijd vol warmte. Fiona voelde hoe de woorden van Henriëtta haar raakten, alsof ze een onzichtbare barrière in haar hart hadden doorbroken.
Voor het eerst begon ze te geloven dat ze misschien wel méér was dan het eenvoudige Bakoeni-meisje dat ze zichzelf altijd had voorgesteld. Met de steun van iemand zoals Henriëtta en de blik van Andreii die haar zachtjes maar onmiskenbaar op een voetstuk plaatste, leek het alsof de wereld haar langzaam maar zeker begon te vertellen dat ze ook iemand was.
Haar symbool, de kolibrie, was klein, net als zij zich vaak voelde, maar Henriëtta had gelijk. Het was veerkrachtig en sterk, net zoals Fiona misschien kon leren te zijn.
"We gaan eerst naar de koning toe," zei Henriëtta met een warme glimlach. "Hij is op zijn kantoor en popelt vast om je te ontmoeten." Ze grinnikte en knipoogde naar Fiona, haar toon luchtig en vertrouwelijk, alsof ze oude vriendinnen waren die samen iets bijzonders gingen beleven.
Fiona glimlachte voorzichtig terug, maar haar hart klopte sneller. Ze wist niet of het de opwinding was of de zenuwen—misschien een combinatie van beide. De koning ontmoeten leek ineens een grote stap, maar Henriëtta’s geruststellende houding gaf haar het gevoel dat het goed zou komen.
"Maak je geen zorgen," voegde Henriëtta eraan toe, alsof ze Fiona’s gedachten had geraden. "Lucas is misschien koning, maar in zijn hart is hij net zo vriendelijk en open als iedereen. Je zult je meteen op je gemak voelen bij hem."
Fiona knikte en voelde hoe Henriëtta’s vertrouwen haar eigen onzekerheid beetje bij beetje wegspoelde.
Samen liepen ze door de lange, met tapijten beklede gangen van het paleis. De muren waren versierd met prachtige schilderijen en kroonluchters wierpen een warm licht over de marmeren vloeren. Henriëtta hield plots halt voor een grote, massieve deur en draaide zich om naar Fiona.
"Ben je er klaar voor, meisje?" vroeg ze met een bemoedigende glimlach.
Fiona slikte, haar keel voelde droog. Ze knikte vervolgens langzaam, hoewel haar hart sneller klopte bij de gedachte dat ze de koning zou ontmoeten. Henriëtta glimlachte geruststellend, draaide zich om en duwde de deur open.
De kamer die ze betraden was ruim en uitnodigend. Hoge ramen lieten het daglicht binnenstromen, en de grote houten schrijftafel werd omringd door stapels dossiers en boeken. Aan de andere kant van het kantoor stond Lucas op van zijn stoel. Zijn gezicht brak open in een brede glimlach toen hij Henriëtta zag.
"Daar ben je eindelijk, lieve schat van me," zei hij, zijn warme stem vulde de ruimte.
Hij liep naar zijn vrouw toe en begroette haar met een passionele kus. Henriëtta grinnikte zachtjes terwijl ze hem even vasthield. "Mag ik je voorstellen aan Fiona, schat?" vroeg ze toen met een ondeugende glimlach.
Lucas richtte zijn aandacht op het meisje dat naast zijn vrouw stond. Zijn blik was vriendelijk en nieuwsgierig, en hij stak zijn hand naar haar uit. "Natuurlijk," zei hij. "Fiona, wat fijn om je te ontmoeten. Ik heb al veel over je gehoord."
Fiona voelde hoe haar wangen rood kleurden terwijl ze zijn hand schudde. "Het is een eer om u te ontmoeten, majesteit," zei ze zachtjes, haar stem nauwelijks hoorbaar.
Lucas glimlachte breed en zijn toon was opgewekt. "Geen formaliteiten, Fiona. Hier ben ik gewoon Lucas. En ik moet zeggen, als mijn vrouw en zoon zo vol lof over je spreken, dan moet je wel heel bijzonder zijn."
Fiona voelde zich plots een beetje minder nerveus. De warmte in zijn woorden en Henriëtta’s geruststellende blik gaven haar een gevoel van thuishoren, alsof ze op de een of andere manier al deel uitmaakte van hun wereld.
Een meisje van een jaar of elf kwam vrolijk de kamer binnen en liep recht op Fiona af. Ze had dezelfde levendige blauwe ogen als Andreii, maar met een speelse twinkeling die haar jeugdige enthousiasme verried. Ze stak haar hand naar Fiona uit.
"Ik ben Elicia," zei ze met een brede glimlach. "Ik ben het jongere zusje van Andreii."
Fiona nam haar hand en glimlachte terug. "Aangenaam, Elicia. Andreii heeft me al veel over je verteld," zei ze eerlijk. "Ik heb het gevoel alsof ik je al een beetje ken."
Elicia grinnikte en liet Fiona’s hand los. "Dat is goed om te horen. Hij praat ook vaak over jou," zei ze met een speelse blik. "Meestal met een grote glimlach op zijn gezicht."
Fiona bloosde lichtjes en wist niet meteen wat te zeggen. Henriëtta legde een hand op Elicia’s schouder en knipoogde naar Fiona. "Elicia houdt ervan om mensen een beetje te plagen," zei ze met een glimlach. "Maar ze bedoelt het goed."
Elicia grinnikte opnieuw. "Dat klopt, ik vind het gewoon leuk om Andreii een beetje uit te dagen. Maar ik ben blij dat je hier bent, Fiona. Het is leuk om eindelijk het meisje te ontmoeten waar hij het steeds over heeft."
Fiona voelde haar gezicht warm worden, maar ze glimlachte terug. Elicia’s openheid en humor werkten aanstekelijk en hielpen haar om zich wat meer op haar gemak te voelen.
Betekende al die lof dat Andreii haar gevoelens beantwoordde? vroeg Fiona zich af terwijl ze naar Elicia glimlachte. De woorden van het meisje echoden in haar hoofd, en een sprankje hoop begon zich langzaam in haar hart te nestelen. Toch durfde ze het nauwelijks te geloven. Wat als het gewoon vriendschap was, of beleefdheid? Ze had zichzelf al zo vaak verteld dat een kroonprins als Andreii onmogelijk hetzelfde kon voelen voor een eenvoudig meisje zoals zij.
Maar iets in Elicia’s toon—de speelse plagerigheid, de manier waarop ze sprak alsof het de normaalste zaak van de wereld was—gaf Fiona een vreemd soort zekerheid. Misschien was er toch meer. Haar hart sloeg sneller, en terwijl ze haar blik naar de grond richtte, voelde ze zich tegelijkertijd opgewonden en angstig.
Henriëtta’s stem onderbrak haar gedachten. "Kom, we laten Elicia niet alles zeggen. Laten we je kamer laten zien. Ik denk dat je die prachtig zult vinden."
Fiona knikte snel, blij met de afleiding, maar ergens bleef die ene vraag in haar gedachten hangen. Wat als…?
Toen Fiona samen met Henriëtta door de brede, rijk versierde gang liep, viel haar blik plots op Andreii. Hij liep langzaam door de gang, duidelijk in gedachten verzonken. Zijn houding was een beetje ingezakt, en er hing een vleugje melancholie om hem heen. Fiona voelde een steek van bezorgdheid. Wat zou hem dwarszitten?
"Andreii," riep Henriëtta met een opgewekte stem. "Kijk eens wie ik heb meegebracht?"
Andreii keek verrast op uit zijn mijmeringen en draaide zich om. Toen zijn blik op Fiona viel, veranderde zijn hele uitstraling. Zijn ogen lichtten op, en een rode blos kleurde zijn wangen. Het trieste aura dat hij had uitgestraald, leek in een oogwenk te verdwijnen.
"Fiona," zei hij zachtjes, bijna ademloos, terwijl een glimlach zijn gezicht verlichtte. Hij deed een paar stappen naar haar toe, alsof hij niet zeker wist of hij droomde of niet. "Wat doe jij hier?"
Henriëtta keek met een speelse glimlach van haar zoon naar Fiona. "Dat heb je aan Zenith en mij te danken," zei ze. "Zenith bracht me naar haar, en ik dacht dat het een uitstekend idee was om haar mee te nemen. Wat vind je ervan?"
Andreii kon zijn blik nauwelijks van Fiona afhouden en knikte langzaam. "Ik… ik vind het geweldig," zei hij, zijn stem klonk eerlijk en oprecht.
Fiona glimlachte verlegen, haar hart maakte een sprongetje bij het zien van zijn reactie. De onzekerheid die ze eerder had gevoeld, leek voor een moment te vervagen. Henriëtta keek hen beiden met een warme blik aan en zei luchtig: "Ik zal jullie even alleen laten. Fiona’s kamer is vlakbij, dus jullie kunnen straks samen de rest van het paleis verkennen."
Ze knipoogde naar Fiona en liep verder de gang in, hen achterlatend in een stilte die niet ongemakkelijk voelde, maar juist geladen met betekenis.
Andreii keek Fiona met een mengeling van nieuwsgierigheid en ongeloof aan. "Vertel me meer," zei hij zachtjes. "Hoe komt het dat je van gedachten bent veranderd? Stond mijn moeder werkelijk met Zenith voor je deur?"
Fiona bloosde en glimlachte verlegen. "Ja, dat deed ze," zei ze. "Ik was thuis, en ineens hoorde ik een geluid buiten. Toen ik ging kijken, stond Zenith daar, en jouw moeder klopte gewoon aan alsof het de normaalste zaak van de wereld was." Ze lachte zachtjes bij de herinnering. "Ik denk dat ik wel een minuut lang alleen maar naar haar heb staan staren."
Andreii grijnsde, een twinkeling van amusement in zijn ogen. "Dat klinkt precies als mijn moeder. Ze laat geen ruimte voor twijfel of aarzeling. Wat zei ze tegen je?"
Fiona haalde haar schouders op. "Ze stelde zich voor en vertelde dat Zenith haar naar mij had gebracht. En… ze vroeg of ik met haar mee wilde komen. Ze was zo vriendelijk en geruststellend dat ik gewoon geen nee kon zeggen. En mijn ouders—ze waren natuurlijk onder de indruk. Wie zou dat niet zijn?"
Andreii glimlachte breed. "En jij dacht dat mijn moeder intimiderend zou zijn."
Fiona knikte, haar glimlach zachter nu. "Ik dacht dat, ja. Maar ze was alles behalve dat. Ze was... gewoon zoals in de boeken, misschien nog warmer."
Andreii keek haar even in stilte aan, zijn blik zacht en een beetje dromerig. "Ik ben blij dat je hier bent," zei hij uiteindelijk. "Het paleis voelt anders nu jij er bent. Beter."
Fiona voelde hoe haar hart sneller sloeg bij zijn woorden en glimlachte, haar nervositeit langzaam vervagend. "Ik ben ook blij dat ik hier ben," fluisterde ze.