De straten van Liontown bruisten van leven. Marktkramers prezen hun waren aan, kinderen renden lachend rond, en de lucht was gevuld met de geur van versgebakken brood en specerijen. Het was een stad die nooit leek stil te staan, maar te midden van alle bedrijvigheid liep Henriëtta kalm en bedachtzaam. De inwoners van de hoofdstad waren intussen aan haar aanwezigheid gewend geraakt. Ze wisten dat de koningin genoot van deze wandelingen en lieten haar met rust, hoewel velen haar met bewonderende blikken volgden.
Fiona en Andreii volgden Henriëtta op een afstandje, terwijl ze af en toe een blik met elkaar wisselden. Henriëtta liep langs de talrijke etalages en bleef af en toe stilstaan om iets te bekijken. Haar uitstraling was moeiteloos elegant, en Fiona voelde zich enigszins overweldigd door de sfeer van de stad.
"Is het altijd zo druk hier?" vroeg Fiona zacht aan Andreii terwijl ze naast hem liep.
Andreii glimlachte en knikte. "Liontown is altijd levendig, vooral in deze tijd van het jaar. Mensen bereiden zich voor op het nieuwe jaar, en iedereen lijkt iets te vieren te hebben."
Fiona keek om zich heen en nam de bruisende energie in zich op. De stad voelde tegelijkertijd groots en gastvrij aan. Haar blik bleef hangen bij een sierlijke etalage vol schitterende stoffen en juwelen. Ze vroeg zich af hoe Henriëtta hier ooit een keuze zou kunnen maken.
Henriëtta draaide zich om naar hen, een glimlach op haar gezicht. "Kom," zei ze uitnodigend, terwijl ze naar een chique boetiek wees. "Ik denk dat we hier een goede start kunnen maken."
Andreii en Fiona wisselden een korte blik en volgden haar naar binnen, de warmte van de winkel een welkome afwisseling van de frisse winterlucht buiten.
"Majesteit," zei de winkelbediende met een beleefde glimlach terwijl ze een lichte buiging maakte. "Het is altijd een eer om u hier te mogen begroeten."
Henriëtta knikte vriendelijk. "Dank je wel," zei ze, terwijl ze naar Fiona wees. "Vandaag ben ik hier voor haar. Ze heeft een jurk nodig voor het nieuwjaarsfeest in het paleis. Je kent me, enkel het beste is goed genoeg."
De dame keek Fiona schattend aan, haar professionele blik scherp en tegelijk waarderend. "Een knap gezichtje en een mooi figuur," zei ze met een zelfverzekerde glimlach. "We zullen vast wel iets vinden waarin ze zal schitteren."
Ze gebaarde naar Fiona en zei: "Wil je me volgen, meisje?" Fiona keek even verlegen naar Henriëtta, die haar met een bemoedigende blik aankijk en knikte.
"Ga maar, Fiona," zei Henriëtta zacht. "Ik weet zeker dat je iets moois zult vinden."
Fiona haalde diep adem en glimlachte voorzichtig. Ze volgde de dame naar een groot gedeelte van de winkel, waar glinsterende jurken in allerlei kleuren aan rekken hingen en delicate stoffen zacht in het licht glansden. Ze voelde zich een beetje overweldigd, maar ook opgewonden.
De dame bekeek Fiona opnieuw, haar scherpe blik gleed over Fiona's figuur terwijl ze peinzend naar een rek vol jurken liep. Ze haalde een elegante jurk tevoorschijn, diep blauw met subtiele zilveren accenten die glinsterden in het licht.
"Probeer deze eens," zei de dame met een warme glimlach, terwijl ze de jurk aan Fiona overhandigde. "Deze kleur zal je teint prachtig doen uitkomen, en de snit is perfect voor je figuur. Ik ben ervan overtuigd dat deze je goed zal staan."
Fiona nam de jurk aarzelend aan en liet haar vingers langs de zachte, luxueuze stof glijden. Ze keek even naar Henriëtta, die haar bemoedigend toeknikte.
"Ga maar, meisje," zei Henriëtta zacht. "Ik weet zeker dat het je prachtig zal staan."
Fiona glimlachte verlegen, maar voelde een vleugje vertrouwen opborrelen bij de vriendelijke woorden van de koningin. Ze volgde de dame naar een pashokje en verdween achter het gordijn. Terwijl ze zich in de jurk hees, voelde ze hoe de stof soepel over haar huid gleed. Ze keek naar haar spiegelbeeld en moest toegeven dat de dame gelijk had. De jurk voelde als een tweede huid en straalde iets bijzonders uit.
Met een diepe ademhaling schoof Fiona het gordijn opzij en stapte voorzichtig naar buiten. De blik van bewondering in Henriëtta's ogen en de goedkeurende glimlach van de dame maakten haar warm van binnen.
"Wat heb ik je gezegd?" zei de dame trots. "Je straalt."
Andreii's ogen werden groot van verwondering toen Fiona uit het pashokje stapte. Hij leek even te vergeten hoe te ademen terwijl hij haar aankeek, zijn blauwe ogen gevuld met een mengeling van bewondering en ongeloof. Het was alsof hij haar voor het eerst zag, en wat hij zag liet hem sprakeloos.
Hij glimlachte langzaam, alsof zijn mond zelf wist wat zijn woorden nog niet konden uitdrukken. "Je... je ziet er prachtig uit," wist hij uiteindelijk uit te brengen, zijn stem zacht en oprecht.
Fiona bloosde en keek verlegen naar de grond, maar haar lippen krulden in een kleine glimlach. "Dank je," zei ze zachtjes, terwijl ze even naar Henriëtta keek, die haar een warme en veelzeggende blik schonk.
"Ik denk dat hij gelijk heeft," zei Henriëtta met een knipoog naar Fiona. "Deze jurk is perfect voor je."
De dame van de winkel glimlachte tevreden. "Dat dacht ik al. Een goed oog verraadt zelden," zei ze trots. "En het is duidelijk dat deze jongeman het er roerend mee eens is."
Andreii keek Fiona opnieuw aan, alsof hij haar beeld in zijn geheugen wilde prenten. "De jurk is mooi," zei hij uiteindelijk, zijn stem iets steviger. "Maar het is niets vergeleken met jou."
Fiona voelde haar wangen warmer worden, maar deze keer keek ze hem recht aan. "Dank je, Andreii," fluisterde ze, haar hart sloeg een tikje sneller.
"Hebben jullie beslist?" vroeg de dame van de winkel vriendelijk. Haar ogen twinkelden terwijl ze naar Fiona keek. "Wordt dit de jurk?"
Fiona voelde de waarderende blik van Andreii nog steeds op haar rusten. Ze keek even naar hem, naar zijn zachte glimlach die haar meer zekerheid gaf dan duizend woorden konden doen. Ze knikte langzaam, een kleine glimlach speelde op haar lippen. "Ja," zei ze zacht. "Dit wordt de jurk."
Henriëtta knikte enthousiast en richtte zich tot de winkelbediende. "Hij staat haar werkelijk prachtig. Je hebt een uitstekend oog. Je kent je werk goed."
"Dank u wel, majesteit," zei de dame, een lichte buiging makend. "Maar eerlijk gezegd, met een meisje zoals zij..." Ze glimlachte warm naar Fiona. "Alles zou haar goed staan. Ze straalt van zichzelf al zoveel schoonheid uit."
Fiona bloosde hevig bij het compliment en wist even niet wat ze moest zeggen. Henriëtta legde geruststellend een hand op haar schouder. "Dat heeft ze helemaal gelijk in, Fiona. Deze jurk is alleen maar de kers op de taart."
Andreii glimlachte naar haar, zijn blik vol trots en iets wat Fiona niet helemaal kon plaatsen, maar diep vanbinnen toch begreep. "Ik wist meteen dat dit de juiste was," zei hij zacht.
Fiona voelde haar hart warm worden. Dit was een moment dat ze nooit zou vergeten.
Toen ze de winkel uit waren en door de bruisende straten van Liontown kuierden, genoten Andreii en Fiona van de gezellige sfeer van de stad. Henriëtta liep iets voor hen uit, verdiept in de etalages die ze passeerde. Fiona voelde zich meer ontspannen dan ooit tevoren, alsof de stad haar met open armen had ontvangen.
Plots klonk er een vrolijke stem vanuit de drukte. "Andreii! Fiona!" riep iemand enthousiast. Fiona draaide zich verbaasd om en zag Livia naar hen toe rennen, een brede glimlach op haar gezicht.
"Wat een verrassing!" zei Livia terwijl ze dichterbij kwam. "Zijn jullie hier ook?"
"Livia!" zei Fiona verrast. "Wat doe jij hier?"
Livia lachte en haalde haar schouders op. "Mijn ouders hebben me meegenomen naar Liontown voor een paar dagen. Ze wilden wat familiebezoeken afleggen en dachten dat het leuk zou zijn om de stad te verkennen. Maar jullie... Samen?" Ze keek nieuwsgierig van Andreii naar Fiona, haar ogen twinkelend van nieuwsgierigheid.
"Eh, ja," antwoordde Andreii een beetje verlegen, terwijl hij een korte blik op Fiona wierp. "We waren wat aan het winkelen."
Livia's blik bleef hangen op Fiona's stralende glimlach en de lichtrode blos op haar wangen. "Laat me raden," zei ze plagend. "Een jurk voor het feest in het paleis?"
Fiona knikte, haar verlegenheid duidelijk. "Henriëtta heeft me geholpen met iets uit te kiezen."
"Henriëtta zelf?" Livia’s ogen werden groot. "Nou, dan moet het wel iets bijzonders zijn. Je moet me er alles over vertellen!"
Henriëtta, die het gesprek had opgevangen, draaide zich met een warme glimlach om naar Livia.
"En wie ben jij, jongedame?" vroeg ze vriendelijk.
“Ik ben Livia, Majesteit,” zei Livia, duidelijk onder de indruk van Henriëtta's aanwezigheid.
“Oh ja, Livia, natuurlijk. Ik heb al veel over je gehoord,” zei Henriëtta, haar stem warm en uitnodigend.
Livia bloosde lichtjes en glimlachte. “Ik hoop alleen maar goeie dingen, Majesteit.”
Henriëtta lachte zacht. “Alsjeblieft, noem me Henriëtta,” zei ze bemoedigend.
Op dat moment kwamen een koppel van rond de veertig aarzelend hun richting uit, duidelijk nieuwsgierig naar wat er gaande was.
“Mama, papa,” zei Livia trots. Ze draaide zich om naar hen en wees naar Henriëtta. “Jullie weten vast wel wie dit is.”
“Natuurlijk weten we dat,” zei Livia’s vader, zijn gezicht een mengeling van ontzag en trots. Hij stak zijn hand naar Henriëtta uit. “Het is een eer u te ontmoeten, Majesteit.”
Henriëtta knikte met een warme glimlach en nam zijn hand aan voor een korte, beleefde handdruk. "Het is fijn jullie te ontmoeten," zei ze oprecht. "Ik heb gehoord dat jullie dochter een bijzonder meisje is."
Livia’s moeder glimlachte verlegen en keek naar Livia met een trotse blik. “Ze doet haar best,” zei ze bescheiden. “We zijn heel blij met de kansen die ze krijgt, en we proberen haar zo goed mogelijk te ondersteunen.”
Henriëtta knikte goedkeurend. “Dat doet u uitstekend, en ik weet zeker dat Livia het ver zal schoppen. Ze heeft een prachtige toekomst voor zich.” Ze legde even een hand op Livia’s schouder en glimlachte naar haar.
Livia keek glunderend naar haar ouders en toen naar Henriëtta. Dit was een moment dat ze nooit zou vergeten.
"Kom, Livia," zei haar moeder. "We moeten nog een hotel zoeken, en het is druk in de stad. We moeten ons haasten."
Henriëtta trok haar wenkbrauwen op en keek hen verrast aan. "Waarom moeten jullie een hotel zoeken? Wij hebben kamers genoeg in het paleis," zei ze met een warme glimlach.
“Oh, neen, we willen ons niet opdringen,” zei Livia’s vader verontschuldigend.
"Maar dat doen jullie toch niet," zei Henriëtta resoluut. "Livia is een vriendin van Andreii en Fiona, en ik weet zeker dat ze het geweldig zullen vinden om samen tijd door te brengen. Bovendien is het veel makkelijker voor jullie om in het paleis te verblijven."
Livia keek haar ouders smekend aan, haar ogen vol hoop. Haar moeder wierp een aarzelende blik op haar vader, die een moment leek te overwegen.
“We willen u echt niet tot last zijn, Majesteit,” zei haar moeder voorzichtig.
“Jullie zijn absoluut geen last,” zei Henriëtta met een geruststellende glimlach. “Ik zou het fijn vinden als jullie blijven. Het paleis is groot genoeg, geloof me.”
Livia’s vader zuchtte uiteindelijk en keek naar zijn dochter. “Wat denk jij, Livia? Wil je blijven?”
“Alsjeblieft, mama, papa,” zei Livia zachtjes, haar ogen vol verwachting. “Ik denk dat het geweldig zou zijn.”
Livia’s moeder keek naar Henriëtta, die nog steeds vriendelijk glimlachte. “Nou, als u het echt niet erg vindt...”
Henriëtta schudde haar hoofd. “Ik zou het geweldig vinden. Kom, laten we dan maar meteen gaan.”
Livia straalde terwijl haar ouders instemden. Ze voelde zich alsof ze in een sprookje was beland.
Toen Andreii na hun bezoek aan de stad op zijn kamer kwam, werden zijn ogen zoals gewoonlijk naar zijn nachttafel getrokken. Hij bleef een moment verstijfd staan, zijn ogen strak gericht op de lege plek waar het dagboek van zijn grootvader altijd had gelegen. Zijn hart begon sneller te kloppen, en een lichte paniek verspreidde zich in zijn borst. Hij wist het zeker: hij had het dagboek daar neergelegd voordat ze naar de stad waren vertrokken. Hoe kon het nu weg zijn?
Hij begon zijn kamer door te zoeken, trok lades open en keek onder zijn bed, maar het dagboek bleef onvindbaar. Zijn gedachten tolden. Wie zou het hebben kunnen meenemen? Was het per ongeluk verplaatst? Of, erger nog, had iemand het doelbewust gestolen?
"Rustig, Andreii," mompelde hij tegen zichzelf terwijl hij zijn ademhaling probeerde onder controle te krijgen. Hij liep naar de deur, opende die en keek de gang in. Misschien had iemand van het personeel het dagboek verplaatst om op te ruimen.
Net toen hij de gang in wilde stappen, hoorde hij een zachte klop op zijn deur. Hij draaide zich snel om en zag Fiona staan, een nieuwsgierige blik in haar ogen.
"Is er iets aan de hand?" vroeg ze zachtjes, haar stem vol bezorgdheid toen ze zijn gespannen houding opmerkte.
Andreii aarzelde even voordat hij antwoordde. "Het dagboek van mijn grootvader... het is weg. Ik weet zeker dat ik het op mijn nachttafel had gelegd, maar nu is het er niet meer."
Fiona's ogen werden groot. "Denk je dat iemand het heeft meegenomen?" vroeg ze, haar stem zacht maar serieus.
"I-ik weet het niet," stamelde Andreii. "Misschien is het gewoon ergens anders neergelegd, maar... wat als iemand het doelbewust heeft weggehaald?"
Fiona stapte dichter naar hem toe en legde een hand op zijn arm. "We vinden het wel, Andreii. Misschien moeten we je ouders vertellen wat er gebeurd is. Ze kunnen helpen zoeken."
Andreii keek haar aan, twijfelend. Hij wilde zijn ouders niet meteen ongerust maken, maar hij wist dat hij dit niet alleen aankon. "Misschien heb je gelijk," zei hij uiteindelijk. "We moeten dit oplossen voordat het erger wordt."
"Zonder het dagboek zullen we het tiende boek nooit vinden," zei Fiona, haar stem zacht maar doordrongen van ongerustheid. Haar bruine ogen stonden ernstig terwijl ze Andreii aankeek.
Hij knikte langzaam en wreef over zijn gezicht, alsof hij zichzelf wilde kalmeren. "Ik weet het," zei hij met een zucht. "Dat dagboek is de sleutel. Zonder de aanwijzingen van mijn grootvader tasten we in het duister."
Fiona beet op haar lip en keek even naar de vloer voordat ze opnieuw naar hem opkeek. "Maar het kan niet zomaar verdwenen zijn. Iemand moet het hebben gezien of weten waar het is. Denk na, Andreii. Wie heeft toegang tot je kamer gehad terwijl wij weg waren?"
Andreii staarde even naar de lege plek op zijn nachttafel en probeerde zijn gedachten te ordenen. "Het personeel komt hier af en toe schoonmaken... maar ik kan me niet voorstellen dat zij het zouden meenemen. Misschien iemand anders? Elicia of... iemand die een reden heeft om te zoeken naar het tiende boek?"
Fiona voelde een rilling over haar rug lopen. "Wat als iemand het met opzet heeft meegenomen? Misschien iemand die niet wil dat je het tiende boek vindt?"
Andreii keek haar met een bezorgde blik aan. "Dat zou betekenen dat iemand meer weet dan wij. Dat iemand de waarde van het dagboek kent."
Fiona knikte. "Dan moeten we snel handelen. Als we het dagboek niet terugvinden... verliezen we misschien onze enige kans."
Andreii keek haar aan, zijn blik vastbesloten. "We vertellen het mijn moeder en mijn vader. Samen met hen bedenken we een plan. Maar Fiona..." Hij hield even stil en ademde diep in. "Bedankt dat je hier bent. Alleen zou ik dit niet aankunnen."
Fiona glimlachte zwak. "We staan er samen voor, Andreii. We vinden het, dat weet ik zeker."
Fiona keek hem aan, haar ogen zacht en vol vertrouwen. Zonder na te denken boog ze zich naar hem toe en drukte een tedere kus op zijn lippen. Het was de derde kus die ze deelden, en een warme gloed trok door hen beiden heen. Sinds die ochtend, toen ze elkaar voorzichtig en aarzelend hadden gekust, hadden ze niet meer de gelegenheid gehad om hun groeiende gevoelens verder te verkennen.
Andreii sloot zijn ogen en liet het moment toe. Toen ze zich langzaam terugtrok, bleef hij haar even aankijken, zijn blauwe ogen helder en gevuld met een mix van emotie en dankbaarheid.
"Fiona," begon hij zacht, maar haar vingers op zijn lippen brachten hem tot zwijgen.
"Geen woorden," fluisterde ze. "We vinden het dagboek terug. Samen."
Andreii knikte, overweldigd door haar vastberadenheid en de geruststelling die haar aanwezigheid hem gaf. Voor het eerst sinds hij het verlies van het dagboek had opgemerkt, voelde hij een sprankje hoop.