Charles Greaves stond net op het punt om naar zijn slaapkamer te gaan toen de deurbel ging. Hij fronste. Het was al laat, en hij had geen idee wie er op dit uur nog zou langskomen. Zijn ouders waren zoals gewoonlijk niet thuis; ze waren uit, wat hem de vrijheid gaf die hij zo waardeerde. De bel ging opnieuw, dit keer met meer aandrang. Met een zucht sjokte hij naar de voordeur en trok die open.
Voor hem stond een agent, strak in uniform, met een serieuze blik op zijn gezicht. “Charles Greaves?” vroeg de man.
Charles keek hem wantrouwend aan en knikte langzaam. “Wat moet je? Ik stond net op het punt om te gaan slapen, dus maak het kort.”
“Dat slapen zal nog even moeten wachten, jongeman,” zei de agent met een koele, vastberaden toon. “Je moet met ons mee.”
Charles trok zijn wenkbrauwen op en leunde nonchalant tegen de deurpost. “Waarom dan wel?” vroeg hij met een schamper lachje.
De agent keek hem strak aan, zijn geduld duidelijk op de proef gesteld. “Gebaar je niet van de domme,” zei hij scherp. “Isabella heeft alles bekend.”
Charles draaide zijn hoofd lichtjes, alsof hij de woorden liet bezinken. “Wat heeft ze dan precies bekend?” vroeg hij luchtig, hoewel een glimp van nervositeit in zijn stem klonk.
“Ze heeft bekend dat ze het dagboek van de kroonprins heeft gestolen en dat jij het verstopt hebt,” antwoordde de agent zonder aarzeling.
Charles schoot in de lach, alsof hij zojuist de grap van de eeuw had gehoord. “Een goeie grap,” zei hij spottend. “Vind je niet?”
De agent bleef onverstoorbaar, zijn blik ijskoud. “Grap?” herhaalde hij. “Ik denk niet dat je beseft wat er je boven het hoofd hangt, jongeman. Maar maak je geen zorgen. Je zal er snel genoeg achter komen.”
Charles haalde onverschillig zijn schouders op, zijn handen in zijn zakken. “Als het echt moet, dan ga ik wel met je mee,” zei hij met een zucht. “Je zal zien. Dit zal snel afgehandeld zijn.”
De agent hield zijn blik strak op Charles gericht en stapte opzij om de jongeman naar buiten te laten gaan. “We zullen zien,” zei hij kalm, terwijl hij Charles naar de wagen begeleidde.
Terwijl Charles de nacht in stapte, verdween zijn schijnbare zelfverzekerdheid langzaam. Wat had Isabella hen juist verteld? En nog belangrijker: hoe ver zouden ze gaan om de waarheid te achterhalen?
Charles keek om zich heen terwijl hij de verhoorkamer werd binnengeloodst, zijn zelfvertrouwen nam duidelijk af. De kamer was kil, steriel, en onaangenaam stil. Maar zijn ogen bleven hangen op het voorwerp op de tafel: de blauwe helm van de Rimianko-test. Hij voelde zijn ademhaling versnellen.
“Dit kunnen jullie niet menen,” zei hij, zijn stem met een nerveuze ondertoon. Hij probeerde zijn gebruikelijke bravoure te behouden, maar zijn trillende handen verraadden hem. "Het was een grap. Niet meer dan dat."
De agent, die hem stoïcijns aankeek, leunde achterover in zijn stoel. "Zie je me lachen?" vroeg hij droog, zonder een spoortje humor in zijn stem.
Charles slikte en voelde het zweet langs zijn slapen parelen. "Het prinsje had een lesje nodig," mompelde hij, alsof hij zichzelf probeerde te overtuigen. "Wie had kunnen denken dat hij meteen naar mammie en pappie zou lopen?"
"Wel," zei de agent met een scherpe toon, "mammie en pappie kunnen er ook niet mee lachen."
Charles voelde de paniek in hem opborrelen. "Ik wil een advocaat," zei hij snel, terwijl hij zichzelf dwong om kalm te blijven. "Ik wed dat jullie die test niet bij minderjarigen mogen afnemen."
De agent leunde iets naar voren, zijn ogen strak op Charles gericht. "Dat klopt," zei hij rustig. "Tenzij we een speciale toestemming hebben."
Charles’ mond viel even open van verbazing. "Een toestemming? Van wie?" vroeg hij, zijn stem overslaand.
"Van pappie," zei de agent schertsend, een flauwe glimlach om zijn lippen.
Charles trok bleek weg. Het besef drong door. De koning had zelf toestemming gegeven voor de Rimianko-test. Dit was ernstiger dan hij zich had voorgesteld.
"Wat Isabella jullie ook verteld heeft," zei Charles haastig, zijn woorden struikelend over elkaar. "Het zijn leugens. Allemaal leugens. Het was allemaal haar idee."
De agent keek hem strak aan en antwoordde zonder enige emotie. "Dat weten we. Ze zal dan ook haar straf niet ontlopen."
Charles wilde iets terugzeggen, maar zijn keel voelde droog. De helm op de tafel leek steeds dreigender. Hij wist dat hij hier niet zomaar uit zou komen.
De agent leunde achterover, zijn blik strak op Charles gericht. "Zullen we er dan maar aan beginnen?" zei hij, zijn stem koud en ongeïnteresseerd. "Hoe sneller we klaar zijn, hoe sneller je kan gaan slapen... in de cel."
Charles slikte, zijn bravoure bijna volledig verdwenen.
"Je gaat vast een heerlijke nacht tegemoet," voegde de agent eraan toe met een spottende glimlach, terwijl hij opstond en naar de helm reikte.
Charles begon nerveus met zijn hoofd te schudden, in een zinloze poging om te voorkomen dat de helm op zijn hoofd werd gezet. "Nee, wacht! Dit hoeft echt niet—"
De agent onderbrak hem met een kille blik. Hij zette de helm stevig op Charles' hoofd en gespte hem vast. "Hou je stil," snauwde hij. "Dit maakt het alleen maar moeilijker voor jezelf."
De agent activeerde zijn horloge en sprak duidelijk: "Start Rimianko-test."
Charles voelde een vreemde tinteling over zijn schedel, gevolgd door een allesomvattend gevoel van leegte. Hij zakte langzaam weg in een lichte trance, zijn gedachten niet langer onder controle van zijn eigen wil. Hij probeerde nog een laatste keer weerstand te bieden, maar het had geen zin.
“Waar is het dagboek?” vroeg de agent met een strakke, zakelijke toon.
Uit het horloge van de agent verschenen hologrambeelden. Het eerste beeld toonde een oud, vervallen fabriekspand, verlicht door een zwakke straatlamp in een troosteloze rosse buurt. De agent zuchtte, zijn blik hard. Hij herkende het gebouw meteen—een bekende schuilplaats voor junkies en ander gespuis.
De beelden gingen verder. Charles werd getoond terwijl hij door het nachtelijke duister naar het gebouw liep, om zich heen kijkend alsof hij zeker wilde zijn dat niemand hem volgde. Hij glipte naar binnen en liep door naar een gesloten deur. Met enige moeite opende hij die, en een kleine ruimte met een oude tafel in het midden werd zichtbaar. De hologrammen toonden hoe Charles het dagboek op de tafel legde, snel nog een keer om zich heen keek en toen de deur sloot. Zonder aarzeling verdween hij in de nacht.
“Einde Rimianko-test,” sprak de agent. De helm schakelde langzaam uit en Charles begon weer bij bewustzijn te komen. Hij knipperde met zijn ogen en zag het boze gezicht van de agent voor zich.
"Jij gaat nu met ons mee om dat dagboek op te halen," zei de agent scherp. "En wee je gebeente als het er niet meer ligt. Begrijp je me?"
Charles slikte, zijn bravoure volledig verdwenen. De agent wees met een strakke vinger naar hem. "Tuig zoals jij zouden ze voor de rest van hun leven moeten opsluiten."
Charles keek naar de vloer, zijn gezicht bleek. Hij wist dat hij niet langer de controle had.
Charles werd stevig vastgehouden terwijl de agenten hem in de politiecombi duwden. Zijn handen bleven geboeid achter zijn rug, en hij wist dat er geen ontsnappen aan was. De rit naar het oude fabriekspand was allesbehalve rustig; sirenes loeiden, en het voertuig sneed scherp door de straten. Charles voelde bij elke bocht zijn hart dieper in zijn maag zinken.
Met een harde ruk stopte de combi voor het vervallen gebouw. Charles werd door een agent ruw uit het voertuig getrokken. "Meekomen, jij," zei de man streng, zijn hand stevig om Charles' arm geklemd.
Charles slikte moeizaam. Hij wist dat tegenstribbelen zinloos was. Zijn enige kans was nu om mee te werken, al was dat ook een gok. "Laat het boek er nog liggen," bad hij in stilte. "Alsjeblieft, laat het er nog liggen."
Terwijl ze door het gebouw liepen, wees hij met knikjes van zijn hoofd de weg. "Daar," mompelde hij, terwijl ze bij een roestige deur aankwamen. "Achter deze deur. Het is daarbinnen."
De agent keek hem strak aan en zette toen zijn voet tegen de deur. Met een harde trap vloog de deur krakend uit zijn scharnieren en viel met een luide klap op de grond. Het kleine kamertje werd zichtbaar, precies zoals Charles het had beschreven. De agent richtte zijn zaklamp op de tafel in het midden.
Maar de tafel was leeg.
Charles’ ogen werden groot van schrik. Zijn hart leek te stoppen terwijl hij naar de lege plek staarde waar hij zeker wist dat hij het dagboek had achtergelaten. "Nee," fluisterde hij, zijn stem bijna niet hoorbaar. "Nee, dat kan niet..."
Een van de agenten vloekte luid. "Haal geen geintjes met ons uit, jongeman!" brieste hij woedend, zijn blik dreigend op Charles gericht.
Charles schudde wanhopig zijn hoofd, zijn ademhaling versneld. "Nee! Ik zweer het je!" riep hij met trillende stem. "Dit is de ruimte waar ik het dagboek op de tafel heb gelegd. Het lag hier! Ik weet het zeker!"
Tranen vulden zijn ogen, en de zelfverzekerde houding die hij altijd had uitgestraald, viel volledig in duigen. Hij zakte bijna door zijn knieën en jammerde luid, zijn hele lichaam schokkend van angst en wanhoop. "Het was hier!" bleef hij herhalen, terwijl de agenten elkaar veelbetekenende blikken toewierpen.
De agent keek zijn collega strak aan, zijn kaak gespannen. "Misschien moeten we eens uitzoeken wie anders nog toegang heeft tot dit gebouw," zei hij, zijn stem doordrenkt van frustratie en vastberadenheid.
De andere agent knikte langzaam. "We zullen geen keuze hebben," zei hij op een even grimmige toon. "We moeten dat boek vinden. Koste wat het kost."
Charles keek op met betraande ogen. "Ik zeg jullie dat het hier lag! Iemand moet het hebben weggehaald. Ik weet niet wie, ik weet niet wanneer, maar ik zweer dat ik de waarheid spreek!" Zijn stem brak aan het einde van de zin, maar de agenten reageerden niet op zijn uitbarsting.
Eén van hen liep langzaam rond de tafel, zijn ogen scherp speurend naar mogelijke aanwijzingen. "Geen vingerafdrukken, geen sporen," mompelde hij. "Als iemand het heeft meegenomen, wist die persoon precies wat hij deed."
De andere agent richtte zijn blik weer op Charles. "Wie wist er nog van deze plek?" vroeg hij met kille precisie.
"Niemand!" riep Charles, bijna hysterisch. "Ik zweer het! Alleen ik...
"En toch is het weg," antwoordde de agent hard. "Dat betekent dat je tegen iemand hebt gepraat."
De stilte in het kleine kamertje werd zwaar. Charles probeerde iets te zeggen, maar de woorden bleven in zijn keel steken. Hij wist dat elke verklaring die hij nu gaf, tegen hem gebruikt kon worden.
De agent aan de deur knikte naar zijn collega. "We nemen hem mee terug naar het bureau. We moeten een lijst opstellen van iedereen die hier mogelijk toegang heeft gehad."
De ander zuchtte diep en pakte Charles ruw bij zijn arm om hem overeind te trekken. "Je hebt ons een hoop werk bezorgd, jongeman," zei hij met een harde toon. "Maar we komen erachter. Geloof me maar."
Met die woorden sleepten ze Charles terug naar de combi, terwijl de koude nacht hen omhulde en het vervallen gebouw als een spookachtig silhouet achter hen bleef liggen.
Toen ze het politiekantoor binnenstapten, stond de korpschef al bij de ingang te wachten. Zijn gezicht stond strak, zijn handen stevig gevouwen achter zijn rug. Hij keek de agenten indringend aan toen ze met Charles de ruimte binnenliepen.
“En?” vroeg hij kortaf, zonder enige begroeting. “Hebben jullie het gevonden?”
Een van de agenten schudde zijn hoofd, zichtbaar gefrustreerd. “Het lag er niet meer,” zei hij met een zucht.
De korpschef fronste, zijn gezicht vertrok van woede. “Hoe bedoel je, ‘het lag er niet meer’? Het moest daar liggen! Jullie hadden een exacte locatie.”
“Het was al weg toen we aankwamen,” antwoordde de agent. “We weten niet wie het heeft meegenomen of wanneer het is gebeurd.”
De korpschef sloot zijn ogen en wreef over zijn voorhoofd, alsof hij een bonkende hoofdpijn probeerde te verdrijven. “En dat moet ik aan de koning vertellen,” zei hij met een diepe zucht. Zijn stem klonk zwaar van teleurstelling en frustratie.
Hij opende zijn ogen en keek de agenten strak aan. “Hij zal razend zijn. Dit is nu absolute prioriteit. Hebben jullie dat begrepen? Al werken jullie dag en nacht—jullie rusten niet tot jullie dat boek gevonden hebben!”
De agenten knikten haastig, hun gezichten gespannen. De korpschef draaide zich om en liep weg, zijn houding stijf van de woede die hij probeerde te beheersen.
Een van de agenten greep Charles ruw bij zijn arm en begon hem richting de cellen te sleuren. Charles kermde van de pijn, maar de agent keek niet om. “Misschien had je daar eerder aan moeten denken,” mompelde hij koeltjes.
Charles werd de koude cel ingeduwd, waar de metalen deur met een doffe klap achter hem werd gesloten. Hij zakte neer op de harde bank, zijn hoofd in zijn handen, terwijl de realiteit van zijn situatie hem volledig overspoelde. Zijn zelfverzekerdheid was compleet verdwenen, vervangen door angst en spijt.
"Majesteit," begon de korpschef voorzichtig toen de verbinding met Lucas tot stand kwam. Zijn stem trilde nauwelijks merkbaar, maar het was genoeg om zijn nervositeit te verraden. "We hebben de locatie kunnen achterhalen waar het dagboek verstopt was. We zijn er onmiddellijk naartoe gereden, maar..."
Hij stopte even en slikte, terwijl hij zijn ademhaling onder controle probeerde te krijgen. "...Het boek was weg."
Aan de andere kant van de lijn bleef het even stil, maar die stilte was allesbehalve geruststellend. Toen klonk de stem van Lucas, scherp en duidelijk: "Wat bedoel je met 'het boek was weg'?"
De korpschef voelde de druk stijgen en veegde onbewust het zweet van zijn voorhoofd. "Wat ik u zeg, Majesteit," stamelde hij. "Toen we aankwamen op de locatie, was het boek niet meer aanwezig. We hebben alles doorzocht, maar het is duidelijk dat iemand het heeft weggehaald voordat wij er waren."
Lucas zweeg opnieuw, maar de spanning was voelbaar, zelfs door de lijn heen. Toen hij eindelijk sprak, klonk zijn stem laag, maar vol ingehouden woede. "Dit is onaanvaardbaar. Dat boek is van onschatbare waarde, niet alleen voor mijn familie, maar ook voor wat het representeert."
"Ik begrijp het, Majesteit," zei de korpschef haastig. "Dit heeft nu onze hoogste prioriteit. Ik heb mijn team opgedragen om dag en nacht door te werken totdat we het boek terugvinden. We laten geen enkele mogelijkheid onbenut."
"Dat hoop ik voor je," zei Lucas streng. "Ik wil elk uur een update over de voortgang. Dit is niet zomaar een opdracht, korpschef. Dit is een zaak van staatsbelang."
"Uiteraard, Majesteit," antwoordde de korpschef met een knik. "We zullen alles op alles zetten."
"Zorg dat dat ook gebeurt," zei Lucas koud voordat hij de verbinding verbrak.
De korpschef liet het horloge zakken en liet zijn hand door zijn haar gaan. Zijn schouders zakten even, maar hij wist dat er geen tijd was om zich over te geven aan frustratie. Hij moest nu actie ondernemen en ervoor zorgen dat dit onderzoek snel resultaat opleverde, hoe onmogelijk het ook leek.
De korpschef bleef enkele momenten staan nadat de verbinding was verbroken, zijn hart klopte in zijn keel. Lucas was over het algemeen een zachtaardig en rechtvaardig man, maar vandaag had de koning hem op een manier laten kennismaken met zijn andere kant: vastberaden, genadeloos en onverbiddelijk als de situatie daarom vroeg.
Hij begreep de woede van de koning. Dit ging niet alleen om een gestolen dagboek, maar om iets veel groters. De inhoud ervan kon gevoelige informatie bevatten, iets dat het koningshuis, en misschien zelfs het land, kon beschadigen. En nu lag de verantwoordelijkheid voor het oplossen van dit fiasco volledig op zijn schouders.
Hij wreef over zijn voorhoofd, alsof hij daarmee de zware last die op hem drukte kon wegnemen. Hoe moest hij dit aanpakken? Het team had al elke mogelijke aanwijzing onderzocht, en toch waren ze terug bij af. Elk uur dat het boek onvindbaar bleef, vergrootte het risico dat de inhoud ervan zou worden misbruikt.
Zijn gedachten dwaalden af naar wat er zou kunnen gebeuren als hij faalde. De koning had duidelijk gemaakt dat dit een zaak van staatsbelang was. Als de pers hiervan lucht kreeg, kon het zijn carrière ruïneren—of erger. Hij kende de invloed en macht van de monarchie, en het falen in een zaak van deze omvang zou hem zijn kop kunnen kosten. Letterlijk of figuurlijk.
Maar hij wist dat hij zich deze gedachten niet kon permitteren. Hij had een taak. Hij haalde diep adem en rechtte zijn schouders, waarbij hij zich weer volledig op de zaak concentreerde.
Hij riep zijn team bijeen en keek hen stuk voor stuk strak aan. "Luister goed," begon hij. Zijn stem was doordrongen van urgentie. "Dit is geen gewone zaak meer. Het dagboek moet worden gevonden, koste wat het kost. Geen excuses, geen fouten meer. We zetten alle middelen in en laten geen steen onberoerd."
De agenten knikten, de ernst van de situatie weerspiegeld in hun gezichten. De korpschef wist dat hij geen tijd meer te verliezen had. Hij moest het vertrouwen van de koning herstellen—en snel ook.
Hij zuchtte. “Ongelooflijk dat een verwend rotjoch van amper dertien zoveel schade kan aanrichten.” zei hij tegen zichzelf.