Andreii zat alleen op zijn kamer terwijl buiten de regen onafgebroken tegen het raam kletterde. De eetzaal was nog vol; hij wist dat dit zijn kans was. Als hij snel en voorzichtig handelde, kon hij ongezien ontsnappen. De gedachte aan het huisje van zijn grootvader liet hem niet los. Wat had die droom te betekenen? Wat zou hij daar vinden?
Hij stond op en trok zijn warme jas aan. De dikke stof voelde stevig en beschermend, precies wat hij nodig had op een avond als deze. Hij pakte zijn horloge en controleerde nogmaals of het licht goed werkte. Alles moest perfect zijn. De spanning in zijn borst groeide, maar hij voelde ook een opwindende vastberadenheid. Dit was zijn missie.
Hij opende zijn kamerdeur op een kier en tuurde de gang in. Stilte. Zoals hij verwachtte, was de gang verlaten. Iedereen zat nog in de eetzaal. Hij moest haast maken, want over een kwartier zouden de eerste leerlingen beginnen toe te stromen. Andreii ademde diep in, stapte de gang op en sloot zachtjes de deur achter zich.
Met snelle, stille passen rende hij door de gang, zijn ademhaling gejaagd maar gecontroleerd. Bij de trap hield hij even stil om te luisteren. Enkel het geluid van de regen en de wind die om het gebouw gierde. Hij daalde de trap af en bereikte de voorhal. Met een laatste blik over zijn schouder duwde hij de zware deur open en stapte naar buiten.
De wind sloeg hem in het gezicht en de regen voelde als ijzige speldenprikken op zijn huid. Hij trok zijn jas strakker om zich heen en zette zijn capuchon op. De wereld buiten was donker en onherbergzaam, maar Andreii zette dapper door. Dit was te belangrijk om te laten verstoren door een beetje slecht weer.
Het pad naar het bos was modderig en glibberig, maar hij volgde de route die William hem eerder had getoond. De bomen wiegden heen en weer in de storm, hun takken kraakten als waarschuwingen in de nacht. Andreii activeerde het licht van zijn horloge, dat een smalle bundel voor hem wierp. Hij volgde het pad met vaste tred, zijn hart bonzend in zijn borst.
Na wat een eeuwigheid leek, doemde het silhouet van het huisje op. Het stond daar, gehuld in duisternis en regen, als een stille bewaker van geheimen. Het huisje leek in de harde wind te kreunen, alsof het de aanwezigheid van een indringer voelde. Andreii slikte, zijn keel droog ondanks de regen. Hij klom voorzichtig de houten trap op, die onder zijn gewicht vervaarlijk kraakte.
De voordeur was net zoals hij het zich herinnerde uit zijn droom. Hij zette zijn schouder ertegen en duwde met al zijn kracht. Na enkele worstelende momenten gaf de deur met een schril gekraak toe. Een kille, muffe geur kwam hem tegemoet. Het huisje rook naar oud hout, vocht en stof. Binnen was het donker, maar het licht van zijn horloge onthulde een interieur dat hem onmiddellijk bekend voorkwam.
Zijn ogen vielen op het tapijt in het midden van de kamer. Hij wist wat hij daar zou vinden. Met trillende handen liep hij ernaartoe en knielde op de ruwe houten vloer. Hij schoof het tapijt aan de kant, en daar was het: een verweerd houten luik, met een zware metalen ring die uitnodigend voor hem lag. Andreii slikte, zijn ademhaling versnelde.
Hij pakte de metalen ring vast en trok. Het luik verzette zich, als een geheim dat niet zomaar prijsgegeven wilde worden. Hij zette zijn voeten steviger op de vloer en trok opnieuw, zijn spieren gespannen. Na wat een eeuwigheid leek, hoorde hij eindelijk een piepende, krakende kreun. Het luik gaf toe en zwaaide langzaam open, onthullend wat zich eronder bevond.
Andreii boog zich voorover, zijn hart in zijn keel. Hij verwachtte het kistje uit zijn dromen te zien, maar wat hij zag, deed hem verstarren. Daar, in de duisternis, lag een met leer gebonden boek. Een dikke laag stof bedekte de kaft, alsof het al decennialang verborgen had gelegen, wachtend op dit moment.
Met trillende handen tilde hij het boek uit de opening. Het voelde zwaar en oud, doordrenkt met geschiedenis. Hij veegde voorzichtig met zijn mouw het stof van de kaft. Onder het stof kwamen gouden letters tevoorschijn, die in het zwakke licht glansden. Zijn adem stokte toen hij de woorden las:
Diary of Andreii.
Het dagboek van zijn grootvader. Het voelde haast onwerkelijk in zijn handen, alsof hij het niet durfde te geloven. Zijn vingers trilden terwijl hij het langzaam opende. De vergeelde pagina’s knarsten zacht, en het geurige aroma van oud papier drong zijn neus binnen. Zijn adem stokte toen hij het sierlijke handschrift zag, de woorden dansend over de bladzijde alsof ze hem rechtstreeks toespraken.
En dat deden ze ook…
‘Mijn jongen, vraag me niet hoe ik het weet, maar ik weet wie je bent. Je bent mijn kleinzoon. Diegene die naar mij is vernoemd…
Jij bent Andreii de Castilie, zoon van koning Lucas de eerste en koningin Henriëtta, mijn dochter. Ik vertrouw erop dat jij de eerste bent die deze woorden leest. Ik ben je grootvader over wie je vast veel hebt gehoord. Ik ben er helaas niet meer om je met raad en daad bij te staan zoals het van een grootouder verwacht wordt, maar ik vertrouw erop dat deze woorden je zullen vinden. Mijn jongen, het leven zal je op paden brengen die je niet begrijpt, maar weet dat je nooit alleen bent. Jouw kracht zit in je hart, niet in je stem. Gebruik dat hart om anderen te leiden…
Andreii had het gevoel alsof zijn keel werd dichtgeknepen. Hij pinkte een traan weg, terwijl de woorden van zijn grootvader zich in zijn ziel nestelden.
Ik pen deze woorden neer op een moment dat emotioneel zwaar voor me is. Je grootmoeder is een paar weken geleden om het leven gekomen, en je moeder heeft veel geleden onder het verlies van haar moeder. Ik wist altijd dat dit zou gebeuren, omdat ik de boeken had die over het leven van je moeder gingen, maar toch viel de dood van je grootmoeder me zwaarder dan ik had verwacht. Het is een van de offers die ik moest brengen. Een van de velen.
Je vader kwam vandaag je moeder halen, en ik heb er vertrouwen in dat alles nu goed met haar zal komen. Hij houdt zielsveel van haar, en zij van hem—ook al durft ze dat soms niet toe te geven. Dat is iets waar je altijd op kunt bouwen: jij bent geboren uit een uitzonderlijke liefde.
Ik weet dat je de boeken over het leven van je moeder hebt verslonden en dat je je vragen hebt gesteld over mijn rol daarin. Dat is begrijpelijk. Er is veel dat niet gezegd werd, maar wat ik nu met je wil delen.
We hebben veel gemeen, Andreii. Jij en ik. Ik was ook een verlegen jongen, net als jij, en ik droeg een zware last. Maar weet dit: die last heeft me gevormd. Het zal jou ook vormen. Je zult groeien, sterker worden, en uiteindelijk je eigen pad vinden. Net zoals ik dat deed.
Je hebt een turbulente dag achter de rug, waarin je zowel bondgenoten als tegenstanders hebt ontmoet. Het is begrijpelijk als je je overweldigd voelt en een onrustige nacht tegemoet gaat. Zeker nu je mijn dagboek hebt gevonden, vraag je je vast af wat ik je allemaal te vertellen heb. Maar het is niet de bedoeling dat je dit dagboek in één keer uitleest. Ik wil dat je stap voor stap ontdekt wat ik met je wil delen.
Ik weet hoe mijn leven verder zal verlopen en onder welke omstandigheden het tot een einde komt. Weet dat ik mijn lot bewust heb aanvaard, uit liefde voor je moeder, voor Engeland, en uiteindelijk voor jou, mijn kleinzoon.
Als je me nu zou zien, zou je zien dat ik glimlach bij de gedachte aan jou. Hoewel ik nooit het geluk zal kennen om je in mijn armen te houden, voel ik dat ik je ken. Je bent een deel van mij; mijn bloed stroomt door jouw aderen. Laat niemand je ooit iets anders wijsmaken. Ze kennen mij niet, en zeker jou niet. Dat is hun gemis, want jij hebt zoveel te bieden.
Neem de tijd om dat in jezelf te ontdekken. Laat je niet ontmoedigen door een paar bullebakken die je vanwege oude familievetes proberen neer te halen. Je hebt de steun van de professoren, en ik zal je door deze pagina’s met raad en daad bijstaan. Ik hoop dat dit dagboek voor jou een toevluchtsoord wordt, een plek waar je mijn wijsheid kunt vinden als je die nodig hebt.
Het zal misschien even duren, maar ook jij zult op jouw tempo vrienden maken. Vrienden die je steunen en je bijstaan in moeilijke tijden.
Ik weet dat Rosalina ontzettend nieuwsgierig is naar wat je hier in mijn huisje hebt ontdekt. Laat haar gerust deelgenoot worden van mijn verhaal. Anders zal ze je toch blijven bestoken met vragen. Vertrouw haar maar. Ze is, en zal altijd, je beste vriendin blijven.
Stop nu maar met lezen, Andreii, en keer terug naar de school. Het is veilig, dat beloof ik je. Onthoud dat je altijd kunt terugkomen naar mijn woorden, of je nu mijn raad nodig hebt of gewoon verder wilt lezen.
Weet dat ik zielsveel van je houd en dat alles goed zal komen, zelfs als je je vaak eenzaam voelt. Ik ben er altijd voor je, mijn jongen, in iedere bladzijde van dit dagboek en in iedere stap die je zet.
Andreii staarde naar de woorden in het dagboek. Zijn hart bonsde in zijn borst. Hoe kon zijn grootvader dit allemaal weten? De dingen die hij schreef, de geruststellende woorden—alsof hij precies wist wat Andreii doormaakte. Zou er nog een tiende boek bestaan? Een vervolg op de verhalen over zijn ouders, maar deze keer over hem? De gedachte maakte hem duizelig.
Als dat tiende boek echt bestond, moest hij het vinden, net zoals zijn ouders hun lot in de eerdere boeken hadden ontdekt. Maar met wie moest hij hierover spreken? Moest hij iemand in vertrouwen nemen? Professor Penates misschien? Of zou hij dit geheim nog even voor zichzelf houden? De vragen stapelden zich op, maar de antwoorden bleven uit.
Eén ding wist hij zeker: hij moest dit met Rosalina delen. Zij zou zijn ontdekking begrijpen, misschien zelfs nog meer dan hijzelf. Hij bracht zijn horloge naar zijn mond en gaf het bevel om Rosalina te bellen. Vrijwel direct verscheen haar hologram voor hem.
“Andreii!” zei ze, haar ogen wijd van verwachting. “Eindelijk! Ik wacht al meer dan een uur op je. Ben je naar het huisje van je grootvader gegaan? Wat heb je ontdekt?”
Andreii glimlachte om haar enthousiasme. Haar opwinding werkte aanstekelijk.
“Ik ben nog steeds in het huisje,” zei hij terwijl hij het dagboek omhoog hield. “En kijk wat ik heb gevonden.”
Rosalina hapte naar adem. “Is dat… het dagboek van je grootvader?”
Andreii knikte langzaam. “Ja, en wat nog bijzonderder is: het is aan mij gericht. Alles wat hij schrijft, lijkt specifiek voor mij bedoeld.”
“Maar hoe kan dat?” vroeg Rosalina verbaasd. “Hij heeft je nooit gekend!”
“Vergeet niet,” zei Andreii, “dat hij Ektor Oskuld was. Hij had toegang tot de boeken over het leven van mijn moeder. Hij wist wat er zou gebeuren. Misschien wist hij zelfs meer…”
Rosalina sloeg haar hand voor haar mond. “Andreii… denk je dat er een tiende boek bestaat? Een boek dat jouw verhaal vertelt?”
Andreii knikte opnieuw, zijn ogen schitterden. “Precies dat. Stel je voor, Rosalina. Een boek dat mijn toekomst beschrijft, net zoals de andere boeken dat deden voor mijn ouders.”
“Dit is ongelooflijk!” riep Rosalina uit. “Als dat waar is, dan moet ik naar Engeland komen. We moeten dat boek samen zoeken! Misschien staat er iets in het dagboek, een aanwijzing?”
Andreii bladerde door de vergeelde pagina’s, maar vond geen directe hint naar een tiende boek. “Nog niets,” zei hij teleurgesteld. “Maar ik voel dat er iets is. Iets wat we nog moeten ontdekken.”
Rosalina knikte vastberaden. “Ik vraag mijn ouders of ik naar Engeland mag komen. Dit kan ik niet missen, Andreii. Dit is te belangrijk.”
Andreii glimlachte, dankbaar voor haar onvoorwaardelijke steun. “Ik zou het geweldig vinden als je hier was, Rosalina. Je weet dat ik niemand beter kan vertrouwen dan jou.”
“En ik zal je niet teleurstellen,” zei ze met een knipoog. “We vinden dat tiende boek als dat er is. Samen.”
“Ik ga meteen naar mijn ouders toe en vraag het hen,” zei Rosalina vastberaden, terwijl haar ogen twinkelden van opwinding. “Ik houd je op de hoogte, beloofd.”
Andreii knikte enthousiast. “Wat zouden ze er tegen kunnen hebben? Ze weten toch hoe belangrijk dit voor ons is.”
Rosalina lachte zachtjes. “Dat hoop ik ook. Maar je kent mijn vader, hij wil altijd zeker weten dat alles goed geregeld is.”
“Dat komt vast goed,” zei Andreii met een bemoedigende glimlach. “Je ouders vertrouwen je. Ze weten dat je geen wilde plannen maakt zonder reden.”
Rosalina knikte en glimlachte terug. “Ik ga meteen met hen praten. Blijf je bereikbaar?”
“Altijd,” antwoordde Andreii. “Ik wil alles meteen horen.”
“Je hoort van me,” zei Rosalina terwijl ze afscheid nam.
Andreii keek naar het dagboek in zijn handen. De avond was nog lang, maar met Rosalina aan zijn zijde, voelde hij zich niet langer alleen in dit avontuur.