Na zijn wandeling keerde professor Ahmedes terug naar het huis van Javier en Maria. Toen hij de woonkamer binnenstapte, keek hij hen onderzoekend aan. “Hebben jullie een beslissing genomen?” vroeg hij zonder omhaal.
Javier en Maria wisselden een blik en knikten. “Ze mag gaan,” zei Javier, “maar onder bepaalde voorwaarden.”
“En die zijn?” vroeg professor Ahmedes, terwijl hij op de bank ging zitten.
“Ten eerste,” begon Javier, “moet ze goed haar best doen en serieus studeren. Vrienden maken en avonturen beleven is prima, maar ze mag nooit vergeten dat haar schoolwerk voorop staat.”
“Uiteraard,” antwoordde professor Ahmedes instemmend. “Ik zal professor Penates op de hoogte brengen van deze voorwaarde. Als het nodig is, kan hij haar eraan herinneren.”
“Ten tweede,” vervolgde Maria, “willen we dat ze ons elke dag belt. We willen weten hoe het met haar gaat en wat ze meemaakt.”
“Dat lijkt me heel redelijk,” zei de professor met een knik. “Ik zal ervoor zorgen dat ze die afspraak nakomt.”
“En ten derde,” voegde Javier eraan toe, “willen we dat ze elke schoolvakantie naar huis komt. Het is niet de bedoeling dat ze tijdens de vakanties in Engeland blijft hangen.”
Professor Ahmedes glimlachte. “Ik ben er zeker van dat Rosalina daar geen probleem mee zal hebben.”
Javier keek zijn vrouw aan. “Zullen we haar maar naar beneden roepen om haar het nieuws te vertellen?”
Maria knikte. “Laten we dat doen.”
Javier stond op en riep naar boven: “Rosalina! Kom eens naar beneden. We hebben nieuws voor je!”
Boven klonk het geluid van snelle voetstappen op de trap, gevolgd door Rosalina’s nieuwsgierige gezicht dat om de hoek kwam kijken. “Ja, papa? Wat is er?”
“Kom zitten, meisje,” zei Maria met een glimlach. “We hebben iets belangrijks met je te bespreken.”
Rosalina ging zitten en keek haar ouders met een mengeling van spanning en hoop aan. Haar ogen glinsterden van verwachting.
Javier haalde diep adem. “We hebben met Henriëtta en professor Ahmedes gesproken,” begon hij. “En we hebben besloten dat je naar Gandurhora mag.”
Rosalina’s gezicht lichtte op. Ze wierp een blik op professor Ahmedes, die haar toegrinnikte en een knipoog gaf. Een vreugdekreet ontsnapte haar lippen, en ze sprong overeind om haar ouders stevig te omhelzen.
“Maar,” zei Javier met een strenge stem, “voor je al te enthousiast wordt, zijn er enkele voorwaarden.”
Rosalina ging weer zitten en keek haar vader met grote, oplettende ogen aan.
“Ten eerste,” vervolgde Javier, “moet je je volledig op je schoolwerk concentreren. Gandurhora is een uitstekende, maar ook veeleisende school. Het is prima om vrienden te maken en avonturen te beleven, maar je studies komen altijd op de eerste plaats. Als we aan je resultaten zien dat je je best niet doet, kom je onmiddellijk terug naar huis.”
Rosalina knikte snel. “Dat begrijp ik, papa. Ik zal hard werken, beloofd. Wat is de volgende voorwaarde?”
“Ten tweede willen we dat je ons elke dag belt,” zei Javier. “We willen weten hoe het met je gaat, wat je beleeft, en hoe je je voelt.”
Rosalina haalde haar schouders op. “Als jullie dat geruststelt, dan doe ik dat natuurlijk.”
Javier wierp een blik op Maria, die het gesprek oppakte. “En ten derde,” zei ze, “kom je elke schoolvakantie naar huis. Geen excuses, geen logeerpartijen. Thuis is thuis.”
Rosalina opende haar mond om te protesteren, maar een snelle blik op professor Ahmedes—wiens ogen een subtiele waarschuwing gaven—hield haar tegen. Ze sloot haar mond en zuchtte lichtjes. “Oké, dat is eerlijk,” zei ze uiteindelijk.
Javier knikte goedkeurend. “Mooi. Dan is alles geregeld. Overmorgen vertrek je samen met professor Ahmedes naar Engeland. Hij zal ervoor zorgen dat alles soepel verloopt. Hij blijft een maand in Gandurhora en zal er altijd voor je zijn als je hem nodig hebt. Ook professor Penates, het schoolhoofd, houdt een oogje in het zeil. En onthoud: als je binnen die maand van gedachten verandert, kun je altijd met de professor mee terug naar huis.”
Rosalina schudde vastberaden haar hoofd. “Ik zal me niet bedenken, papa,” zei ze met een brede glimlach. “Oh, dank jullie wel! Echt, dank jullie wel!”
Ze sprong overeind. “Ik ga meteen Andreii bellen om hem het goede nieuws te vertellen!”
Professor Ahmedes hield haar zachtjes tegen met een glimlach. “Wil je hem niet liever verrassen met je komst?”
Rosalina dacht even na en grinnikte. “Dat is een geweldig idee, professor.”
Andreii zat alleen op zijn kamer, zijn blik gefocust op het wiskundehuiswerk dat voor hem lag. Hij zuchtte diep. Net zoals zijn moeder had hij nooit een bijzondere aanleg gehad voor wiskunde. Gelukkig wist professor Libert de stof helder uit te leggen, maar zelfs dan voelde het alsof hij door een dikke mist ploeterde. Hij grinnikte zachtjes bij de gedachte aan de verhalen van zijn moeder, die vroeger eindeloos met Elodie en Aaliyah of professor Libert had geoefend om het vak enigszins onder de knie te krijgen.
Maar zelfs wiskunde kon hem nu niet afleiden van de knoop in zijn maag. Ook vandaag had hij geen vrienden gemaakt. Hij had geen enkele stap dichter gezet richting Fiona. Zij en Livia leken onafscheidelijk, en hoewel hij zichzelf voorhield dat hij blij voor hen was, voelde hij telkens een steek van jaloezie als hij hen samen zag lachen.
Als ik nu eens gewoon op ze af durfde te stappen... dacht hij bij zichzelf. Maar de gedachte alleen al liet zijn hart sneller kloppen. In plaats daarvan beperkte hij zich tot het stelen van schuchtere blikken naar Fiona, blikken die ze af en toe beantwoordde met een lichte glimlach.
In de wiskundeles had ze zichtbaar moeite gehad om haar aandacht bij de les te houden. Net als hij leek ze meer aanleg voor taal te hebben. Een paar keer had ze naar hem geglimlacht, en elke keer voelde hij die vreemde, onbekende sensatie in zijn buik. Het was iets nieuws, iets wat hij niet helemaal kon plaatsen, maar het liet hem niet los.
Zijn gedachten werden echter steeds overschaduwd door de harde realiteit. Charles, Jake en Isabella hadden hem weer eens op de korrel genomen. Elke keer als hij aarzelde of een verkeerd antwoord gaf, maakten ze er een punt van hem openlijk belachelijk te maken. Hun spot kende geen grenzen. “Misschien is wiskunde niet iets voor prinsjes,” had Isabella gesnauwd, terwijl Jake en Charles in lachen uitbarstten.
En Fiona… Fiona had het allemaal gezien. Ze had naar hem gekeken, niet met spot, maar met een blik vol medelijden. Die blik had hem harder geraakt dan hij had willen toegeven. Medelijden was het laatste wat hij wilde. Het was een pijnlijke herinnering aan hoe klein en onbeduidend hij zich soms voelde, zelfs als hij wist dat hij beter was dan dit.
Andreii staarde naar zijn wiskundeboek, maar de cijfers en formules dansten voor zijn ogen. Hij kon zich niet concentreren. Zijn gedachten bleven terugkeren naar die stille blikken en die onuitgesproken woorden. Wat als hij nooit de moed vond om met Fiona te praten?
Met een luide zucht sloot Andreii zijn boeken. Wiskunde kon wachten; wat hij nu nodig had, was troost. En wie kon dat beter bieden dan zijn grootvader? Hij stond op, liep naar zijn nachttafeltje en pakte het oude, verweerde dagboek van Ektor Oskuld. Met een lichte aarzeling ging hij op zijn bed zitten, sloeg het boek open en begon verder te lezen.
De woorden van zijn grootvader sprongen hem meteen tegemoet:
“Ik weet hoe je je voelt, Andreii. Je wordt openlijk beschimpt en krijgt het hard te verduren. Laat hen niet toe je stemming te bepalen, jongen. Het zijn ordinaire pesters, gedoemd om een leven te leiden dat hen nooit echt voldoening zal brengen. Hun pesterijen zeggen meer over wie zij zijn dan over wie jij bent, mijn jongen. Jij bent Andreii, mijn kleinzoon, en in jou huist een brullende leeuw, ook al voel je dat nu misschien niet.”
Andreii voelde een vreemde warmte door zich heen stromen, alsof zijn grootvader rechtstreeks tot hem sprak. Hij las verder:
“Ook ik heb me vaak eenzaam gevoeld toen ik als twaalfjarige voor het eerst naar Gandurhora ging. Ik had geen vrienden en was het onderwerp van spot. Maar met vallen en opstaan leerde ik op te komen voor mezelf. Er is een bekende uitspraak die ik je wil meegeven: ‘Het leven begint aan het einde van je comfort zone.’ De uitdagingen die het leven je biedt, dagen je uit om jezelf te overwinnen. Dat is waar je zult ontdekken wie je werkelijk bent.”
Andreii slikte. De woorden raakten iets diep in hem.
“Ik beloof je, Andreii, dat jouw leeuw op een dag zal brullen. Je zult de kracht vinden om voor jezelf op te komen. Het vergt moed, maar je hebt het in je. Heb lief, zelfs van een afstand, en heb medelijden met degenen die jou beschimpen. Zij zijn diep in hun hart ongelukkiger dan jij ooit zult zijn.”
Andreii legde het boek even neer en staarde naar het plafond, de woorden van zijn grootvader galmden door zijn hoofd. “Een brullende leeuw,” fluisterde hij in zichzelf. Misschien, dacht hij, had zijn grootvader gelijk. Misschien zou die kracht op een dag naar boven komen.
Hij haalde diep adem, haalde zijn schouders op en sloeg het dagboek weer open. Hij was nog niet klaar met lezen.
Andreii zat stil op zijn bed, het dagboek stevig in zijn handen. De woorden van zijn grootvader dansten voor zijn ogen, alsof Ektor Oskuld rechtstreeks tot hem sprak:
"Ik weet wat je denkt. Je denkt dat er een tiende boek bestaat. Ik kan begrijpen waarom je dat denkt, maar het is nog te vroeg om het daarover te hebben. Alles zal te zijner tijd duidelijk worden, maar nu is het daar nog niet het moment voor."
Andreii voelde een mengeling van nieuwsgierigheid en frustratie opkomen. Hij wilde meer weten, nú, maar hij dwong zichzelf verder te lezen.
"Ik weet dat je je ouders hebt ingelicht over dit dagboek dat je nu in je handen houdt, en ik wil je daarvoor bedanken. Er was moed voor nodig om dat te doen, ook al voelde je dat je weinig keuze had. Je had kunnen besluiten alles op zijn beloop te laten, maar dat heb je bewust niet gedaan. Dank je wel daarvoor."
De woorden brachten een warmte in zijn borst die hij niet helemaal kon plaatsen. Het was alsof de pagina’s van het dagboek hem omarmden.
"Ik hoef je niet te vertellen hoeveel ik van je moeder en je vader houd. Van je moeder, omdat ze mijn dochter is, en van je vader, omdat hij haar gelukkig maakt. Het kan dus ook niet anders dan dat ik ook van jou houd. Je mag hen dat gerust zeggen. Het zal hen goed doen."
Andreii voelde een brok in zijn keel opkomen en slikte moeizaam. Hij legde even zijn hand op de woorden, alsof hij de liefde van zijn grootvader door het papier heen wilde voelen.
Hij las verder:
"In de komende dagen komt er een verrassing jouw kant op. Iets wat je heel gelukkig zal maken. Ik kan er nu nog niet veel over zeggen, maar geloof me, je zult in de wolken zijn."
Andreii legde het dagboek op zijn schoot en staarde naar de muur van zijn kamer. Een verrassing? Wat bedoelde zijn grootvader daarmee? Zijn hart begon sneller te kloppen bij de gedachte. Wat er ook op hem afkwam, hij wist één ding zeker: zijn grootvader had een plan, en hij zou een sleutelrol spelen.
Of was het de schrijfster die een plan had? Andreii staarde naar het dagboek op zijn schoot en liet die gedachte even bezinken. Het idee dat iemand zijn diepste gedachten kende, zijn worstelingen observeerde en zelfs zijn twijfels vastlegde, deed hem blozen. Hij voelde zich betrapt, alsof hij in een onzichtbaar licht stond dat alles aan het oppervlak bracht wat hij gewoonlijk verborgen hield.
Hij dacht terug aan de lange gesprekken die hij met zijn moeder had gevoerd over de schrijfster. Ze hadden gefilosofeerd over haar rol: was ze een waarnemer, iemand die slechts registreerde wat zich afspeelde? Of was ze een schepper, iemand die hun levens vormde en beïnvloedde? Hij had zijn moeder keer op keer met vragen bestookt, vastbesloten om duidelijkheid te krijgen. Maar hoe scherpzinnig zijn moeder ook was, een eenduidig antwoord had ze hem nooit kunnen geven.
Toch had Andreii in de loop der tijd zijn eigen overtuiging gevormd. Hij geloofde dat de schrijfster een waarnemer was. Iemand die de lagen van de realiteit doorgrondde en hen vanuit de schaduwen observeerde. Maar nu… nu voelde het anders. Het was alsof hij zelf het doelwit was geworden van haar aandacht, alsof haar ogen rechtstreeks op hem gericht waren. Het maakte hem ongemakkelijk, maar tegelijk ook nieuwsgierig.
Hoe moest het voelen om alles te weten, om elke gedachte, elke emotie te observeren? En belangrijker nog: wat wilde ze met hem? Wat had ze gezien, en wat wilde ze dat hij zou ontdekken?
Hij zuchtte en liet zich achterover zakken op zijn bed. De gedachte dat zijn leven deel uitmaakte van een groter verhaal, bedacht of waargenomen, maakte hem tegelijkertijd klein en belangrijk. Als de schrijfster echt keek, zou hij haar laten zien wie hij werkelijk was.
In een ver verleden, terwijl de inkt nog nat was op het papier en de woorden zich vormden onder haar hand, glimlachte de schrijfster zacht. Ze leunde achterover, haar ogen vol begrip en een vleugje nieuwsgierigheid, terwijl ze fluisterde:
“Ik hoop het maar. Laat maar zien wie je bent.”
Haar stem was nauwelijks meer dan een zucht, verloren in de tijd, maar de intentie was er niet minder krachtig om. Het was geen bevel, maar een uitnodiging—een uitdaging, zelfs. Ze wist dat haar woorden meer waren dan inkt op papier. Ze waren een spiegel, een echo, een zachte stoot in de richting van wie hij werkelijk was.
En ergens, in het hier en nu, voelde Andreii de onzichtbare hand die hem voortduwde, de ogen die hem observeerden, en de woorden die, hoewel onuitgesproken, in zijn hart weerklonken.
Toen Andreii aan de schrijfster dacht, dwaalden zijn gedachten onvermijdelijk af naar zijn grootvader. Hoe moest Ektor Oskuld zich hebben gevoeld toen hij de inhoud van de boeken ontdekte?
Zijn blik viel weer op het dagboek dat open op zijn schoot lag, en alsof zijn grootvader wist wat hij dacht, vond Andreii in de volgende passage precies het antwoord op zijn vraag:
"Ik heb de boeken verschillende malen gelezen. Ik wilde ze door en door kennen, maar de eerste keer dat ik ze las, was extra bijzonder. Ik hoef je niet te vertellen dat ik de woorden op het papier magisch vond, net zoals jij waarschijnlijk de woorden die ik nu naar je schrijf magisch zult vinden.
Het is bijna onmogelijk om te beschrijven hoe ik me voelde tijdens die eerste lezing. Ik lachte, ik huilde, en ik danste mee op de tonen van het verhaal. Ik kon er geen genoeg van krijgen. Het was pure magie, alsof ik een venster op de toekomst kreeg. Ik twijfelde geen moment aan de waarheid ervan—ik wist instinctief dat het een waarheidsgetrouw verslag was van het leven van je moeder.
Toch bleef ik me afvragen: hoe wist de schrijfster al deze dingen? Hoe kon ze, eeuwen geleden, zulke details op papier zetten? Zelfs nu, terwijl ik dit schrijf, kan ik het niet verklaren.
De dood van je grootmoeder, Orlanda, mijn geliefde vrouw, was voor mij het moeilijkste deel om te lezen. Maar mijn eigen dood… dat was anders. Het verbaasde me niet. Het beschreef mijn karakter zo nauwkeurig dat ik het zonder aarzeling aanvaardde. Het voelde juist. Het voelde zoals het moest zijn.
En nu, terwijl ik deze woorden aan jou richt, leef ik nog. Maar als jij deze passage leest, ben ik er al lang niet meer. Voor de wereld ben ik dan een held, hoewel ik die titel nooit gezocht heb. Het liefst had ik in alle rust op de achtergrond gebleven, samen met Orlanda begraven onder de oude eik op het schoolterrein van Gandurhora. Dat zou onze laatste rustplaats zijn geweest, als het aan mij had gelegen. Maar ik begrijp de keuze van je ouders om onze lichamen naar Liontown over te brengen.
Weet dit, Andreii: het is niet waar je rust, maar hoe je geleefd hebt, dat telt."
Tranen welden op in Andreii’s ogen terwijl hij de woorden van zijn grootvader in zich opnam. Het leek alsof zijn grootvader op dat moment bij hem was, alsof de tijd hen even met elkaar verbonden had. Hij veegde de tranen weg, maar de brok in zijn keel bleef. "Een held," dacht hij, zijn hart zwaar en trots tegelijk.