Andreii, de oudste zoon van koning Lucas en koningin Henriëtta woelde in zijn slaap. Flarden van beelden drongen zich op in zijn dromen, als schimmen die hem niet met rust lieten. Hij liep door een mistig bos, de ijle kou kroop langs zijn huid. De maan hing hoog aan de hemel en wierp een zilveren gloed over het pad voor hem. In de verte doemde een verlaten houten huisje op, de contouren haast opgeslokt door de mist. Het leek alsof het op elk moment kon instorten, zo verweerd en geknakt door de tijd was het.
Voor hem, op een twintigtal meter afstand, bewoog een gestalte door het duister. De man, nauwelijks meer dan een schim, bewoog met een haast serene zekerheid. Andreii kende hem niet, maar voelde intuïtief dat hij hem moest volgen, dat deze man hem kon leiden. De figuur ging recht op het huisje af. Binnenin flakkerde het zachte schijnsel van een enkele olielamp.
Andreii’s hart bonsde in zijn borst. Zonder de deur te openen gleed de man het huisje binnen. Het licht achter de ramen danste nu rustiger, alsof het wist dat Andreii zou komen. Hij aarzelde. Het huisje leek te wankelen op zijn fundamenten, en toch was er een onzichtbare kracht die hem vooruit duwde. Voor hij het goed en wel besefte, stond hij in de deuropening.
De geur van oud hout en smeulende olie vulde zijn neus. De man knielde op de plankenvloer, zijn gelaat nu duidelijk zichtbaar in het flakkerende licht. Andreii hapte naar adem. Hoewel hij deze man nooit in levende lijve had ontmoet, herkende hij hem onmiddellijk. Ektor Oskuld, zijn grootvader. De man die hij kende uit verhalen, en wiens beeltenis hij had gezien tijdens het bekijken van de filmpjes die zijn grootvader met de Rimianko-test had gemaakt.
Ektor Oskuld keek hem met een warme, vaderlijke blik aan. Zijn ogen, diepbruin en gevuld met onuitgesproken woorden, glimlachten. Langzaam gebaarde hij naar de vloer onder hen. Met een krachtige hand schoof hij het verweerde tapijt opzij, en daaronder onthulde zich een luik.
Andreii’s adem stokte. Hij knielde naast zijn grootvader en voelde hoe zijn hart tegen zijn ribben sloeg. “Wat moet ik doen?” fluisterde hij.
Ektor Oskuld antwoordde niet. Maar in zijn ogen lag een duidelijke boodschap, een aanmoediging. Andreii begreep het. Hij liet zijn hand over het ruwe hout van het luik glijden en trok met al zijn kracht. Het hout kraakte protesterend, maar gaf uiteindelijk toe. Het luik ging open, en in de duisternis daaronder lag een klein, eenvoudig kistje.
Een kistje van dennenhout. Eenvoudig en ongekunsteld, maar toch voelde het beladen met betekenis. Andreii pakte het voorzichtig op en bekeek het van alle kanten. Geen sleutel, geen zichtbare manier om het te openen. Hij keek om zich heen, op zoek naar aanwijzingen, maar vond niets. Ektor Oskuld glimlachte opnieuw, zijn blik gevuld met een liefde die Andreii’s hart verwarmde.
Plotseling begon alles om hem heen te vervagen. Het licht van de olielamp doofde, de contouren van het huisje losten op in de mist. Toen hij zijn ogen opende, lag Andreii opnieuw in zijn bed, zijn hart nog steeds bonzend van de emotie die hij in de droom had gehad. Het was niet de eerste keer dat hij dit had gedroomd, maar hier op Gandurhora voelde het echter dan ooit.
Wat betekende het? Zou hij eindelijk ontdekken wat deze droom hem probeerde te vertellen? Was het tijd om op zoek te gaan naar het huisje? Zijn gedachten dwaalden naar het schoolhoofd, professor Penates. Zijn moeder had altijd gezegd dat hij te vertrouwen was. Misschien kon hij helpen.
Maar hij kende hem nog niet goed genoeg om hem volledig te vertrouwen. Dit was pas zijn eerste nacht in Gandurhora. Alles voelde vreemd en onwennig, en de avond ervoor was een emotionele achtbaan geweest.
Hij had een tutor toegewezen gekregen: William, een stoere jongen van zeventien. Toen William zijn hand stevig schudde, gebeurde er iets wat Andreii totaal niet had verwacht. Vanuit het glanzende oppervlak van Williams horloge sprong plotseling een brullende leeuw tevoorschijn. De leeuw was krachtig, zijn ogen fel en zijn manen wuivend in een onzichtbare wind. Andreii stond versteld, zijn hand nog steeds in die van William.
Hij voelde zich echter allesbehalve een brullende leeuw. Hij voelde zich eerder als een onzekere, speelse kitten, te klein en te kwetsbaar om ook maar in de schaduw van zo’n machtig symbool te staan.
En toch... het moest iets betekenen.
Het symbool van zijn grootvader, zijn grote held, was ook een brullende leeuw geweest. Hij had het vaak gelezen in de boeken over zijn moeder en had het zelfs gezien in het filmpje dat zijn grootvader ooit met de Rimianko-test had gemaakt. Een leeuw stond voor kracht, moed, en leiderschap—kwaliteiten die Andreii nog niet in zichzelf herkende.
Toen hij die avond zijn ouders belde om het nieuws te vertellen, reageerden ze enthousiast. Zijn moeder had onmiddellijk gezegd: “Dat is het symbool van je grootvader! De brullende leeuw! Dat moet een teken zijn, Andreii.”
Maar Andreii wist dat al lang. Het bevestigde alleen wat hij zelf al vermoedde. En toch knaagde er iets aan hem. Hij kon zich niet aan de indruk onttrekken dat zijn ouders, hoe trots ze ook klonken, misschien stiekem hadden gehoopt dat zijn symbool een alihoorn zou zijn—hetzelfde als dat van hen. De alihoorn stond voor balans, wijsheid, en harmonie, waarden die diep geworteld waren in hun familie.
Maar de leeuw... De leeuw voelde alsof hij een ander pad zou bewandelen. Een pad vol uitdaging, strijd, en uiteindelijk misschien—overwinning. Net als zijn grootvader voor hem.
Andreii had vaak nagedacht over de daden van zijn grootvader. Hij probeerde hem te begrijpen, de keuzes die hij had gemaakt, de offers die hij had gebracht. Sinds de onthulling van de waarheid, nu meer dan twaalf jaar geleden, was er nauwelijks een dag voorbijgegaan zonder dat zijn naam werd genoemd.
Zijn moeder was net zwanger van hem toen de wereld ontdekte wie Andreii, alias Ektor Oskuld, werkelijk was. Sindsdien werd hij aanbeden als een volksheld. Zijn graf, samen met dat van Orlanda, was overgebracht naar Liontown, waar ze nu rustten in een familiegraf op de gronden van het koninklijk paleis.
Op die plek, omringd door serene tuinen, was een mausoleum opgericht ter ere van hun nalatenschap. Dagelijks stroomden Engelsen toe om hun respect te betuigen. Ze brachten bloemen, schreven brieven, of stonden stil in stille bewondering.
Ektor Oskuld was uitgegroeid tot een symbool. Een baken van hoop voor de toekomst van Engeland. Hij belichaamde harmonie en stille strijdkracht, een man van heldhaftigheid en zelfopoffering. Zijn naam stond voor alles waar het land naar streefde—een herinnering dat zelfs in de donkerste tijden moed en oprechtheid een licht konden brengen.